De rode draad: Narcistisch of toxisch gedrag
In 'De rode draad' wil COnneCt achterliggende problemen waar het mee te maken krijgt, onder de aandacht brengen. Deze post gaat over narcisme.
In 'De rode draad' wil COnneCt achterliggende problemen waar het mee te maken krijgt, onder de aandacht brengen. Deze post gaat over narcisme.
Na een jaartje COnneCt is het te vroeg voor grote conclusies, maar toch is het duidelijk dat we in sommige vragen voor ondersteuning patronen herkennen. Die zijn heel vaak toe te schrijven aan problemen die al lang gekend zijn en die voor alle onderwijspersoneel heel herkenbaar zijn: het probleem van de startende leraar, de vlakke loopbaan, grote werkdruk, toenemende druk vanuit de maatschappij, vernieuwingshonger op verschillende niveaus, conflicten op de werkvloer of met de directie …
Telkens wanneer we met dergelijke vragen worden geconfronteerd, kijken we samen met onze leden welke verschillende perspectieven er zijn en hoe we hen kunnen ondersteunen bij het verzekeren van een mooie toekomst in het onderwijs (en als dat niet kan, erbuiten).
Soms blijkt tijdens de gesprekken dat er achterliggend ook nog een aantal andere problemen een rol spelen. Het is niet altijd van bij de start van de begeleiding duidelijk welke rugzak onze cliënten (of hun collega’s) meezeulen, maar heel vaak merken we dat wel na een paar gesprekken.
In deze nieuwe rubriek van onze blog willen we op regelmatige tijdstippen zo’n probleem onder de aandacht brengen. We hopen dat onze ervaring jullie kan helpen om de problemen die jullie ervaren te herkennen en misschien kunnen onze oplossingen voor jullie een inspiratie zijn.
Specialisten en artsen stellen diagnoses en die zijn, als het over mentale problemen gaat, gebaseerd op de DSM-5 (het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen). Daarin maakt men een onderscheid tussen verschillende soorten psychische aandoeningen.
Bij COnneCt werken onderwijspersoneelsleden die vanuit hun eigen kijk, vorming en ervaring ondersteuning bieden. Wij zijn geen therapeuten, specialisten of artsen.
We worden soms wel geconfronteerd met problemen die een therapeutische of persoonlijke achtergrond hebben. Die achtergrond kan soms heel duidelijk aanwezig zijn, soms hebben onze leden ook al een diagnose gekregen. Soms gebeurt het ook dat men zich nog niet bewust is van de achtergrond bij bepaalde problemen.
Soms merken we bijvoorbeeld dat iemand een aantal kenmerken van een burn-out vertoont. Als we dat vaststellen, suggereren wij om contact op te nemen met de huisarts of een daarin gespecialiseerde therapeut.
Wij vinden het kleven van labels delicaat en heel vaak geen goed idee. Daarom gaan wij ook nooit een bepaalde problematiek benoemen, maar wel het gedrag dat erachter schuilgaat.
Iemand kan soms perfectionistisch zijn in het uitvoeren van taken, maar is daarom nog geen perfectionist. Iemand kan soms neerslachtig zijn, maar heeft daarom nog geen depressie. Sommige mensen lijken altijd heel positief en optimistisch, maar verbergen op die manier soms onderliggende ‘zwarte’ gedachten.
De focus ligt in deze eerste bijdrage op narcistisch gedrag of de tekenen ervan.
We kiezen ervoor om dit thema als eerste in de kijker te zetten, omdat we merken dat deze problematiek vaak voorkomt en zeer moeilijk op te lossen is.
Daarom willen we wat achtergrond schetsen.
We kijken eerst wat narcisme is en daarna bestuderen we verschillende soorten narcisme. Uiteindelijk verduidelijken we de problematiek aan de hand van twee voorbeelden uit de praktijk.
‘Ter introductie van het narcisme’, een essay van Sigmund Freud uit 1914, is het eerste werk dat uitgebreid op het fenomeen ingaat vanuit een wetenschappelijk en psychologisch perspectief.
Ondertussen zijn er ontzettend veel en verschillende opvattingen over en visies op narcisme geschreven. Dat heeft er onder andere toe geleid dat narcisme een scheldwoord is geworden, met de focus op de egocentrische kant en het asociale karakter van iemand met narcistisch gedrag.
Iemand met narcisme heeft nochtans meer te bieden. Waar zouden we hebben gestaan zonder de Steve Jobsen van deze wereld? Steve Jobs is een iconisch voorbeeld van hoe iemand met een visie en doorzettingsvermogen erin slaagde om zijn stempel te drukken op één van de belangrijkste bedrijven van de voorbije decennia. Tegelijkertijd was hij een man die in zijn dichte omgeving gekend was voor zijn narcistisch gedrag.
We keren nog even terug op het scheldwoord. We gebruiken het vaak wanneer we geconfronteerd worden met een persoon die vooral of alleen aan zichzelf lijkt te denken ten koste van een ander. We reduceren op dat moment iemand tot zijn of haar diagnose en dat is eigenlijk fundamenteel verkeerd. In de DSM-5 wordt gesproken over een narcistische persoonlijkheidsstoornis, maar er bestaan ook ‘andere’ persoonlijkheidsstoornissen die gelijkaardige symptomen of kenmerken hebben als sommige narcistische gedragingen.
Gezien de specificiteit van het onderwijs (samenwerken en gesprekken voeren met heel veel mensen: collega’s, ouders, begeleiders …) is het onvermijdelijk dat we geconfronteerd zullen worden met mensen met narcisme.
Er zijn heel wat lijstjes en testen te vinden die een indicatie geven over de kans of iemand narcistische kenmerken heeft.
We maken hier toch wat kritische bedenkingen bij. Dokter Google is een gevaarlijk instrument. We weten niet wat de impact is van zo’n test op de proefpersoon. Zonder professionele begeleiding is het dus eerder af te raden om zo’n test af te leggen.
Er zijn verschillende soorten mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis (daar komen we later op terug) en sommige stellingen zijn absoluut niet van toepassing op iedereen met narcisme. Het kan best zijn dat iemand laag scoort op een dergelijke test, maar tegelijkertijd heel hoog scoort op een paar van de typische kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Daarenboven moeten we een onderscheid maken tussen een gezonde en een ongezonde liefde voor jezelf. Martin Appelo beschrijft in het boek ‘Narcisme voorbij’ gezond en ongezond narcisme.
In dit geval is er een gezond gevoel van zichzelf graag zien aanwezig. Dankzij dat gezonde narcisme kunnen we opkomen voor onszelf en zorgen we ervoor dat we onze grenzen kunnen blijven bewaken op verschillende gebieden.
Links van het spectrum zitten we in de dimensie waarbij de persoon zichzelf onvoldoende graag ziet. Een situatie waarbij het ongezonde narcisme kan leiden tot onder andere een gebrek aan zelfvertrouwen. Dat kan leiden tot depressiviteit. Mensen die zich vooral aan de linkerzijde van het spectrum bevinden zullen zich vaker onderdanig opstellen.
Rechts van het spectrum zitten we bij de dimensie die we ook de narcistische persoonlijkheidsstoornis of pathologisch narcisme noemen.
Als we de dimensie op een schaal van 100 plaatsen is het duidelijk dat ook binnen de verschillende spectra een gradatie aanwezig is.
Afhankelijk van de periode in je leven, de problemen waarmee je wordt geconfronteerd en de crisis die je al dan niet doormaakt, kan iedereen gezond of ongezond narcistisch gedrag vertonen.
We weten allemaal dat pubers nogal egocentrisch kunnen zijn. Ze kunnen bij momenten ongezond narcistisch gedrag vertonen. Dat gedrag wordt met het ouder worden meestal terug gezonder.
Bij een echtscheiding of een overlijden kunnen mensen in de rouwfase ook narcistisch gedrag vertonen. Iedereen moet begrijpen hoe moeilijk iemand het heeft en er is nog weinig begrip voor de problemen van de medemensen. “Ik heb het al moeilijk genoeg!”
Narcistisch gedrag is dus een deel van ons leven. Het wordt pas vervelend als het ten koste gaat van de mensen in de omgeving van de persoon die het narcistische gedrag stelt.
Als een persoon zichzelf zo belangrijk vindt dat hij voor alles en iedereen op de eerste plaats moet komen, dan kan dat schadelijk zijn voor de mensen in zijn omgeving. Er zijn uitgebreide studies verschenen over hoe narcistisch gedrag zich kenmerkt. Een goed gesprek met een therapeut kan je helpen om dat gedrag te plaatsen.
Het motief voor narcistisch gedrag is de zorg voor het eigen ego en dat soms ten koste van de naaste. Dat gedrag kan manipulatief, oneerlijk of onredelijk zijn. Het is vooral gericht op de bevestiging van de persoon die het gedrag vertoont.
De meeste auteurs hebben het over twee types mensen met narcisme en ze worden op verschillende manieren benoemd.
"‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het onderscheid tussen verschillende types narcisme niet alleen theoretisch is. Er is bewijs voor een kwetsbaar of naar binnen gekeerd type dat ervan uitgaat dat men in het leven overal alleen voor staat. Daarnaast is er een grandioos type of naar buiten gericht type dat ervan uitgaat dat andere mensen er zijn om te gebruiken.” (Een spiegel voor narcisten, Martin Appelo, Boom Uitgeverij 2013)
Deze persoon met narcisme gelooft dat hij geweldig is en het merendeel van de mensen is het daar volgens hem mee eens. Hij heeft een projectie van zichzelf gemaakt en vindt dat hij perfect is. Hij denkt dat hij geen fouten kan maken en als die er toch zijn, dan worden ze veroorzaakt door externe factoren. “Ik kon je mail nog niet beantwoorden, want ik had het veel te druk!”
Ze voelen zich belangrijk en ze wensen dat anderen dat ook vinden. Om hun doel te bereiken manipuleren en liegen ze vaak.
De persoon met verborgen narcisme zal zich eerder verlegen, stil, passief en onzeker opstellen. In tegenstelling tot iemand met open narcisme, zal iemand met verborgen narcisme weinig ambitie hebben, zich chronisch leeg voelen en er breekbaar en onzeker uitzien. Deze persoon is net zo veeleisend, manipulatief en op zichzelf gericht als iemand met open narcisme.
Elke persoon met een narcistische persoonlijkheidsstoornis kan slecht omgaan met kritiek, falen en afwijzing. Iemand met verborgen narcisme kan echter goed inspelen op de gevoelens van empathie en compassie bij zijn medemens, waardoor hij zijn naasten vaak ongemerkt goed naar zijn hand kan zetten en aan zich kan binden. Doordat ze zich spiegelen aan hun gesprekspartner ontstaat er zo een soort verbondenheid en vertrouwelijkheid.
Louis is een administratief personeelslid in de basisschool van het dorp waar hij woont. Hij werkt er nu al tien jaar. Hij is er kind aan huis en zijn engagement voor de school is buitengewoon groot. Hij is meestal de persoon die de schooldeuren ’s morgens opent en nog vaker is hij diegene die ’s avonds diezelfde deuren ook weer sluit. Louis heeft een droomjob en hij komt elke dag graag werken. Alhoewel …
Sinds een drietal jaar is er een nieuwe directeur en sindsdien zijn er toch wat problemen ontstaan. Louis vond het de eerste maanden fantastisch om samen te werken met de nieuwe directeur, die we vanaf hier Mia zullen noemen. Ze was een mooie vrouw van begin de veertig en ze kwam de eerste maanden ontzettend positief over. Ze toonde veel belangstelling voor Louis zijn werk, ze praatte honderduit over haar privéleven, ze maakte grapjes … Louis vond de nieuwe directeur de max.
Na een paar maanden kwamen de eerste barstjes in de nieuwe professionele relatie. Mia begon Louis meer en meer taken te geven en soms kwam ze hem op de vingers tikken over bepaalde dingen die hij deed. Hij begreep niet altijd goed waarom ze die opmerkingen maakte en soms kwam ze nogal venijnig uit de hoek.
Zo maakte ze eens een opmerking omdat hij de lerarenadministratie pas na de eerste korte pauze intikte. “Ik begrijp niet zo goed waarom je daarmee wacht”, zei ze. “Ik wil dat je dat nu elke dag om negen uur doet.” Louis wou uitleggen dat hij dan meestal bezig was met het registreren van de leerlingen die bleven lunchen, omdat hij die gegevens moest doorgeven aan de catering.
“Niet nodig!”, zei ze en daarna volgde een preek over het belang van goede afspraken. Louis was wat geschrokken. Oplossingsgericht als hij was kwam hij vanaf dan elke dag tien minuutjes vroeger. Hij startte dan zijn dag met wat ander administratief werk en creëerde zo de tijd om op de wensen van zijn directeur in te gaan.
Hoe langer het duurde, hoe moeilijker het werd. Louis werd meer en meer terechtgewezen. Hij kreeg steeds meer werk en hoe meer hij werkte, hoe moeilijker het ging. Hij begon op een gegeven moment ook fouten te maken. Elke keer werd hij op de vingers getikt. Hij begon steeds meer stress te ervaren, sliep slecht en was zijn zelfvertrouwen kwijt.
Op een keer was hij na een lange dag werken van plan om naar huis te gaan. Hij had zich al klaargemaakt en bijna iedereen had de school al verlaten. Hij ruimde zijn bureau op en liep naar de voordeur. Hij kwam voorbij het bureau van de directeur die uitzonderlijk laat nog aan het werk was. “Tot morgen”, wuifde hij naar haar.
“Morgen?”, vroeg ze. “Heb je de lijst met de verlofstelsels al afgewerkt?”
”Neen”, antwoordde Louis. “Je had me verteld dat je die eind volgende week pas nodig had.”
Mia keek boos naar haar medewerker. “Volgende week? Jij weet toch dat ik morgenvoormiddag raad van CoDi heb?” Louis knikte. “Ik vond het al raar dat ik de lijst pas volgende week af moest hebben.”
Nu werd ze pas helemaal kwaad. “Denk je werkelijk dat ik niets anders te doen heb dan achter jouw vodden aanzitten? Ik werk hier elke dag van ’s morgensvroeg tot ’s avonds laat. Ik ben hier zaterdag een hele dag komen werken om de fouten die jij de laatste tijd maakt recht te zetten …” Ze hapte even naar adem. “Zo kan dit niet verder. Ik kan hier niet alle problemen alleen oplossen. Je hebt de keuze. Ofwel zorg je ervoor dat ik vanavond nog de lijst krijg, ofwel bespreek ik vanavond met de raad van CoDi hoe ik de verlofstelsels in de toekomst zal laten opvolgen.”
Louis schrok zich een bult. Dit maakte hij nog nooit eerder mee. Hij was zeker dat ze de lijst pas tegen eind volgende week had gevraagd en dan nu zo’n woede-uitbarsting … Hij draaide zich om en ging terug naar zijn kantoor. Hij had al heel wat voorbereidend werk gedaan en na een half uurtje kon hij een gedrukt exemplaar van de lijst met de aanvragen voor de verlofstelsels aan de directeur afgeven.
Ze keek hem aan terwijl hij het mapje op haar bureau legde. “Ik hoop echt dat ik volgende keer geen dergelijke discussie meer moet aangaan met jou, Louis. Ik ben wel tevreden dat je het toch nog in orde hebt gebracht. Tot morgen.”
Louis verliet de school. Het was donderdagavond, half zes. Hij kwam thuis en verontschuldigde zich bij zijn vriend omdat hij wat later was dan gewoonlijk. Een beetje verdoofd door wat hij net had meegemaakt, logde hij in op zijn computer en schreef een mail.
Beste COnneCt
Mijn naam is Louis. Graag had ik even contact opgenomen met jullie. Kunnen we morgen in de namiddag even bellen?
De dag nadien was er een eerste kennismaking via de telefoon en een paar dagen later was er een eerste afspraak. Na een tweetal gesprekken gaf COnneCt de voorzet. Zou het kunnen dat de directeur soms tekenen of kenmerken van narcistisch gedrag vertoonde?
Opeens werd heel wat duidelijk.
Het was in elk geval belangrijk dat dit werd besproken. Samenwerken met iemand met narcistisch gedrag kan heel vermoeiend zijn en heel vaak is dit slecht voor het zelfvertrouwen van de collega. Het was een heel pak van Louis zijn hart dat hij eigenlijk niet de oorzaak was voor wat fout liep, want die indruk begon hij wel te krijgen. Dat inzicht hielp Louis ook om te begrijpen waarom hij de laatste tijd zo ongelukkig was en waarom de directeur heel vaak zo reageerde.
Gewapend met die informatie en aan de hand van een aantal praktische tips bleef hij aan het werk. Het probleem was niet opgelost, maar Louis wist nu wel beter hoe hij hiermee om moest gaan.
Katrien nam in september contact op met COnneCt. Ze was ontzettend ongelukkig door een conflict met een collega en ze wou graag wat advies krijgen van COnneCt over hoe ze dat probleem kon oplossen. Het conflict was zo ingrijpend voor Katrien dat ze al een tweetal weken thuis zat.
Ik sprak af met haar in een kleine bistro op wandelafstand van haar huis. Het was een zonnige dinsdagnamiddag eind september. Het was nog lekker warm en we namen plaats op het terras.
Ik liet Katrien haar verhaal vertellen.
“Mijn vriendin, Ellen, is eigenlijk een lieve vrouw. Ik werk nu drie jaar met haar samen en we hebben al heel veel aan elkaar gehad. Toen mijn mama vorig schooljaar ziek werd, was ze er onmiddellijk om mij te helpen. Dankzij haar steun ben ik die lastige periode tamelijk goed doorgekomen.
Ik moet veel met haar samenwerken. We geven allebei wiskunde in een kleine secundaire school in de rand van Gent. We zijn de enige twee leerkrachten wiskunde in de derde graad, dus we moeten wel veel overleg plegen. Zij werkte al heel lang in de school en ze heeft me bij mijn start veel moeten helpen. Ik was blij dat ik haar had en zo ontstond gaandeweg ook onze vriendschap. Ik kon het echt goed vinden met haar en nam haar in vertrouwen.
Het viel me wel op dat ze mij eigenlijk niet zoveel in vertrouwen nam. Ik vertelde haar honderduit over mijn leven, maar wist niet zoveel van haar af. Nu en dan vertelde ze me iets, maar dat ging nooit echt diep.
Ze was ook nogal dominant. Ze nam altijd de leiding en als we met een voorstel voor een nieuw project kwamen, stelde zij dat aan de directie voor. Ik had daar, zeker in het begin, geen probleem mee.”
“Ik merkte wel op dat de inspiratie voor onze projecten meestal van mij kwam. Ze vond mijn ideeën meestal wel oké, maar had er ook wel altijd veel en soms ook onterechte kritiek op. Hoe langer ik met haar werkte, hoe meer het me opviel dat ze met om het even welke kritiek wel een probleem had. Ik gaf na verloop van tijd dan ook bijna geen feedback meer en als ik dat dan al deed, was ik onvoorstelbaar voorzichtig en diplomatisch. Dan nog leidde dat heel vaak tot een discussie.
Ze schoof ook hoe langer hoe meer werk in mijn richting en ze had hier bijna altijd ook een reden voor. Ze voelde zich niet zo goed, het was ontzettend druk, ze zou de volgende keer wel dat examen opstellen …”
“Aanvankelijk had ik hier geen probleem mee. Het is pas sinds begin dit schooljaar dat ik begon te beseffen dat er meer aan de hand is. Het enige wat ik nog deed was Ellen gelijk geven en alles wat ze vroeg, deed ik. Toetsen en jaarplannen maken, projecten voorbereiden. Ik had steeds meer stress, terwijl Ellen even opgewekt deed als altijd. Voor haar was er geen vuiltje aan de lucht, maar voor mij werd deze relatie hoe langer hoe meer een probleem. Ik voelde mijn zelfvertrouwen afnemen. Ik stelde mezelf voortdurend in vraag.”
“De bom is gebarsten in oktober. Ik had me deze zomer voorgenomen om me niet langer te laten doen. Toen we in de vakvergadering moesten afspreken wie welke taken op zich zou nemen, vond ze dat ik het examen moest opstellen. Ik weigerde. Ik had het kerstexamen de twee voorbije jaren opgesteld en ik vroeg haar of zij het deze keer zag zitten om die taak op zich te nemen.”
“Ellen reageerde verbaasd en in de discussie die daarop volgde, slingerde ze me van alles naar het hoofd. Ik zou geprofiteerd hebben van haar en ze was ontgoocheld in me. Ze had zoiets nooit verwacht van mij. Hoe kon ik haar zo in de steek laten? Ik was haar beste vriendin en nu lapte ik haar dat!”
“Ik geloofde mijn eigen oren niet. Zo’n reactie had ik helemaal niet verwacht. Hoe kon ze nu zo plots zo boos worden?
Ik wist niet wat ik moest zeggen. De dag nadien kwam ik haar opnieuw tegen op school. Ze was eigenlijk wel nog vriendelijk tegen me. Ze vertelde me dat ze wat geschrokken was van mijn reactie de dag voordien en dat ze dat examen wel zou maken.”
“Ik reageerde alweer niet en ik begreep helemaal niet wat ze bedoelde toen ze zei dat ze geschrokken was van mijn reactie. Ik had haar toch gewoon gevraagd om het examen te maken?”
“Vanaf dan deed ze gewoon weer zoals voordien, maar voor mij was er iets gebroken. Ik sliep slecht en ik voelde me helemaal niet goed. Ik begreep niet wat ik allemaal verkeerd had gedaan en waarom ik haar zo boos had gemaakt. Toen is er iets geknapt bij mij. Ik was doodop en moest steeds huilen. Ik ben naar de huisarts gegaan en nu ben ik thuis, maar nog vind ik geen rust.”
Ik liet Katrien haar verhaal doen en ik onderbrak haar niet of nauwelijks. Het was wel duidelijk voor mij dat er zich een patroon aftekenende in het gedrag van Ellen. Ze had in elk geval aspecten van narcistisch gedrag getoond. De vraag die me vooral bezighield was: Hoe kan ik Katrien helpen?
Ik legde de notities die ik had gemaakt aan de kant. “Ik denk dat het nu belangrijk is voor jou om te herstellen. Je hebt duidelijk heel wat meegemaakt en het zal wat tijd vragen om op je plooi te komen. Ik geloof er wel in dat we samen een oplossing kunnen vinden. Het zal vooral belangrijk zijn voor jou om te begrijpen dat jij eigenlijk niet de oorzaak bent voor de problemen die je nu hebt ervaren. Je zult misschien wel hier en daar een foutje hebben gemaakt, dat is ook menselijk, maar je bent niet verantwoordelijk voor wat er je is overkomen.”
De zon was al een stukje lager komen te staan en het begon toch wat frisser te worden. “Ik denk dat we vooral moeten kijken naar wie Ellen is en waarom ze zo heeft gereageerd. Hoe beter jij dat zult begrijpen, hoe beter je ermee zult kunnen omgaan. Dat is goed om te verwerken wat je overkomen is en om in de toekomst niet opnieuw in de problemen te komen. Ik stel voor dat we volgende week een nieuwe afspraak maken. We kunnen de tijd nemen om samen de verschillende mogelijkheden te bekijken. We kunnen gesprekken hebben met je collega en de directie, we kunnen die gesprekken samen voorbereiden of ik kan ook aanwezig zijn om je te ondersteunen. Er zijn veel mogelijkheden. We zien wel wat jou het best uitkomt. Ik vind wel dat we nu vooral moeten genieten van deze mooie dag. De herfst staat voor de deur en we zouden door ons praten nog vergeten dat we getuige zijn van een prachtige zonsondergang.”