Je rechten
bab449ae-2477-46b3-8fca-27c4c5741bd6
https://www.hetacv.be/je-rechten
true
Actualiteit
59ea6a04-d5cb-49bb-86bf-262457cb04b8
https://www.hetacv.be/actualiteit
true
Diensten
c7cddb17-187f-45c2-a0e2-74c299b8792b
https://www.hetacv.be/dienstverlening
true
Lid worden
abbb02d8-43dd-44b5-ae75-3cd90f78f043
https://www.hetacv.be/lid-worden
true
Het ACV
c62ac78b-1aa2-4cb9-a33b-59e6fc085fb4
https://www.hetacv.be/het-acv
true
Word nu lid

Het BOA-decreet: in wezen een goede zaak, maar …

Het BOA-decreet over de buitenschoolse opvang en afstemming tussen buitenschoolse activiteiten moest volledig uitgerold zijn op 1 januari 2026. Maar de Vlaamse regering besliste om de termijn van de verplichte implementatie te verlengen tot 1 september van dat jaar. Jan Mortier, coördinator openbare zorgsector voor ACV Openbare Diensten legt uit waarom het decreet een goede zaak is … en waarom een minder goede. “Het komt er eigenlijk op neer dat meer moet worden gedaan met evenveel middelen.”

Buitenschoolse activiteiten zijn alle formeel georganiseerde activiteiten voor kinderen, met inbegrip van de kleuteropvang, de opvang lager onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs, ongeacht door wie de activiteiten worden georganiseerd, het soort of de benaming (chillen, knutselen, sport, muziek …) en of er al dan niet voor moet worden betaald. Het decreet gaat dus over de opvang en de activiteiten van kleuters en schoolgaande kinderen van de lagere school.

Wat zijn de doelstellingen van het decreet?

Jan Mortier: “De Vlaamse overheid streeft met het decreet naar een geïntegreerd aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten voor alle kinderen en gezinnen. Om dat te bereiken moeten de lokale actoren Onderwijs, Welzijn, Cultuur, Jeugd en Sport zo goed mogelijk samenwerken. Het decreet geeft aan de lokale besturen de regie en die moeten met verschillende partners op het terrein het buitenschools beleid van de gemeente uitstippelen.”

Hoe verloopt de toekomstige subsidiëring?

“De subsidies worden niet langer rechtstreeks vanuit het Agentschap Opgroeien naar de organisatoren gestort, maar worden op basis van een nieuwe subsidieregeling aan het lokaal bestuur overgemaakt. Die verdeelt de subsidies dan over de initiatieven op hun grondgebied. 

Vanaf 1 september 2026 zal het lokaal bestuur een basisbedrag per kind ontvangen dat vermenigvuldigd wordt met het aantal kinderen in de gemeente. Dat aantal is een samengestelde parameter, waarbij de kinderen uit de basisschool een iets zwaarder gewicht (60%) toegekend krijgen dan het aantal kinderen dat gedomicilieerd of ingeschreven is in de gemeente (40%). Daarnaast zal het lokaal bestuur een bedrag voor toegankelijkheid ontvangen op basis van het aantal kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Met dit bedrag kunnen lokale besturen extra inzetten op onder meer een inclusief aanbod, wegwerken van drempels, een betere arbeidsparticipatie van de ouders of het versterken van de taalkansen Nederlands van de deelnemende kinderen.” 

Een goede zaak toch, wat is dan de kritiek op het decreet?

“We kunnen moeilijk tegen de doelstellingen van het decreet zijn. Maar om die doelstellingen ook te kunnen omzetten in de praktijk is een kwaliteitsvol, veilig, voldoende ruim en divers aanbod aan buitenschoolse opvang en activiteiten een must. We zagen al meteen bij de eerste simulaties in 2021, die per lokaal bestuur werden gemaakt, dat de doelstellingen halen met de bestaande middelen onmogelijk was. Er was geen groeipad voorzien wat leidde tot heel wat onrust op het terrein. We hebben dan ook samen met andere actoren van het terrein aan de alarmbel getrokken bij de Vlaamse regering, verschillende malen zelfs. De simulaties leerden ons dat vanaf 2026 een derde van de lokale besturen tot meer dan 40% van het huidige gesubsidieerde budget zou verliezen. Het sprak voor zich dat dat zou leiden tot enorme besparingen. En zelfs voor de lokale besturen die meer middelen zullen ontvangen, is het nog maar de vraag of die voldoende zullen zijn om aan de doelstellingen van het decreet te voldoen.”

Er wordt bijkomend 80 miljoen euro vrijgemaakt. Zijn de problemen dan van de baan?

“De Vlaamse regering heeft inderdaad beslist om bijkomend 80 miljoen euro te investeren in de buitenschoolse opvang. Bovendien is de termijn voor de verplichte uitrol van het BOA-decreet door het lokaal bestuur verlengd naar 1 september 2026. Heel wat lokale besturen, mede door de onzekerheid van de financiering, zijn nog helemaal niet klaar met hun meerjarenplan buitenschoolse opvang. Er is nu de garantie dat de besturen geen middelen zullen verliezen. Met andere woorden: het bedrag dat ze minder zouden ontvangen dan de huidige financieringsstromen zal worden gecompenseerd tot 1 september 2031. Alle verliezende lokale besturen worden dus bijgepast tot het bedrag dat ze op vandaag krijgen. Dit zou de organisatoren een grotere kans moeten bieden om hun aanbod te continueren.”

Geen probleem zou je denken.

“Natuurlijk, maar het betekent ook dat al die besturen maar evenveel middelen krijgen dan wat er vandaag aan subsidiëring wordt gegeven. Bovendien krijgt het lokaal bestuur er nu nog een bijkomende opdracht bij, met name het uitwerken van een eigen erkenningskader waarbij uiteraard de kwaliteit van de opvang en de activiteiten centraal zal moeten staan. Maar het houdt ook in dat lokale besturen een voorrangsregel voor werkende ouders kunnen opnemen. Het is maar de vraag of zo'n voorrangsregel voor buitenschoolse opvang overeind kan blijven nu het Grondwettelijk Hof op 30 april 2025 de voorrangsregels voor werkende ouders voor de opvang van baby’s en kleuters heeft vernietigd. Dergelijke voorwaarde kan indruisen tegen het streven naar een voor iedereen toegankelijke kinderopvang. Hoe valt dit te rijmen met de hoge nood die er is bij kinderen uit kwetsbare gezinnen op een kwaliteitsvolle opvang en activiteiten na de schooluren? De opmaak en het handhaven van het erkenningskader vraagt ook heel wat competentie van een lokaal bestuur. De vraag is maar of deze bij elk lokaal bestuur effectief aanwezig is.”

Zijn er nog pijnpunten?

“De rol van het lokaal bestuur als organisator is veel te weinig belicht. Het risico bestaat dat sommige besturen hun actorrol niet meer zullen opnemen en hun kinderopvang zullen afstoten of privatiseren. Dat is nochtans niet de bedoeling. Een ander pijnpunt zou kunnen zijn dat door het verdwijnen van het kwaliteitslabel voor kleuteropvang ook de kwaliteit van de opvang daalt. Dat kan vermeden worden door lokaal een sterk kwaliteitskader op te maken. En niet onbelangrijk voor de sector, willen we die aantrekkelijk houden, zijn de loon- en arbeidsvoorwaarden voor kinderbegeleiders. Op het terrein zien we dat verschillende barema’s worden gehanteerd voor hen: privaat versus publiek maar ook erkende versus niet erkende opvanginitiatieven. We blijven streven naar een verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor alle kinderbegeleiders, al zien we dat het de verkeerde richting uitgaat." 

Is privatisering een reëel gevaar?

“De gemeente Beringen besliste tot het privatiseren van hun kinderopvang door het onderbrengen van hun eigen buitenschoolse kinderopvang samen met een private aanbieder in een Extern Verzelfstandigd Agentschap van privaat recht. Dergelijke pistes zijn nefast en zorgen ervoor dat het lokaal bestuur minder greep heeft op de organisatie van de kinderopvang. De kinderbegeleiders behoren niet meer tot de openbare sector maar vallen onder het paritair comité 331. Voor de bestaande kinderbegeleiders kan er wel nog over een behoud van rechten worden onderhandeld, maar de toekomstige begeleiders worden onder minder gunstige loon- en arbeidsvoorwaarden tewerkgesteld. We hebben tegen de beslissing van de gemeenteraad klacht neergelegd. Het is werkelijk onbegrijpelijk dat in een sector waar er zoveel nood is aan kinderbegeleiders men allerhande structuren opzet die onrust creëren en resulteren in minder gunstige loon- en arbeidsvoorwaarden.”

“Je moet weten dat kinderbegeleiders in de buitenschoolse kinderopvang meestal geen voltijdse arbeidsovereenkomst krijgen. Vandaar ook dat veel jonge kinderbegeleiders de sector verlaten. Bovendien zijn er veel onderbroken diensten. In de ochtend moet er opvang voorzien zijn voordat de school opengaat en rond 15 uur worden ze dan opnieuw verwacht. In de vakanties presteert men dan weer heel wat meer uren omdat de opvang dan open is van ’s ochtends tot ’s avonds. Dergelijke deeltijdse arbeidsovereenkomsten zijn dan ook zeer moeilijk te combineren met een andere deeltijdse arbeidsovereenkomst.”