"Wie gaat er nu nog voor Defensie kiezen?"

Water Bonneux is diensthoofd medische archieven bij Defensie. Sinds eind jaren 80 is hij ook militant voor ACV Openbare Diensten.
Water Bonneux is diensthoofd medische archieven bij Defensie. Sinds eind jaren 80 is hij ook militant voor ACV Openbare Diensten.
Walter Bonneux begon zijn loopbaan bij Defensie in 1986 in Duitsland, nog voor de val van het IJzeren Gordijn. Toen hij onrechtmatig werd beschuldigd van een militaire overtreding, kwam een militant spontaan voor hem op. “Dankzij zijn hulp en die van zijn netwerk, werd ik vrijgepleit”, herinnert Walter zich. “Toen die man met pensioen ging, besloot ik in zijn voetsporen te treden.” Sindsdien hanteert Walter een duidelijke vuistregel: “Door in gesprek te gaan, kan je problemen oplossen. Ik verdedig nooit het onverdedigbare, maar ik kom wel altijd op voor de rechten en het welzijn van mezelf en mijn collega’s.”
Die rechten staan volgens hem al jarenlang onder druk. “Er bestaat een wettelijk kader, maar in de praktijk blijft dat vaak dode letter. Ons fysiek en mentaal welzijn wordt onvoldoende beschermd. Bovendien presteert een militair bovenop zijn uren gemiddeld zeven jaar extra, zónder enige vorm van compensatie (berekening van de Defensiestaf, nvdr). Een groot onevenwicht waar de vervroegde pensioenleeftijd van 56 een beetje balans in bracht.”
Maar ook dat pensioenstelsel staat nu op de helling. De federale regering plant de pensioenleeftijd vanaf 2027 jaarlijks met een jaar te verhogen. “Onbegrijpelijk”, zegt Walter. “Dat noemen ze dan een ‘overgangsmaatregel’. Vooral bij de oudere collega’s komt dit hard aan – vlak voor de eindmeet krijgen ze nog zoiets door hun strot geduwd. We vrezen dat Defensie zal leeglopen. Welke gek kiest hier nog voor als je onder zo’n zware omstandigheden tot je 67e moet werken? Je kan beter aan de slag gaan bij de politie of een veiligheidsdienst. Daar wordt de welzijnswetgeving wél gehanteerd en de uren correct vergoed.”
Daarom ijvert Walter, samen met ACV Openbare Diensten, voor een grondige hervorming van het militaire statuut – naar het voorbeeld van dat van de politie. “Een correctere aflijning”, noemt Walter het. Toch merkt hij weinig politieke bereidheid. “Er heerst een vreemde vorm van minachting tegenover de militair. Terwijl we op het publieke toneel worden geëerd, zijn ze ons in de politieke coulissen alweer vergeten. Hoelang kan je nog blijven teren op onze loyaliteit?”
Bij veel collega’s heeft de vechtlust intussen plaatsgemaakt voor moedeloosheid. Walter blijft strijdvaardig. “We blijven onderhandelen en ijveren voor een correcte toepassing van het wettelijk kader. Holle woorden zijn er genoeg geweest. Nu verwachten we daden.”