402.07 - Federale overheid
SOL - De Wijngaard en ACV Openbare Diensten, groep bedienaren van de erediensten
De federale financiering van de bedienaren der erediensten en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad
Verslag van de Commissie van Wijzen
Inleiding
Gedurende 2006 was een door de minister van justitie (Onkelinx) aangestelde Commissie van Wijzen actief die als opdracht had heel het financieringsstelsel van de bedienaren van de erediensten en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad in kaart te brengen, ongelijkheden en discriminaties te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor een aan de 21ste eeuw aangepast financieringsstelsel voor de bedienaren van de erediensten en de afgevaardigden van de CVR. Het uitgebreide verslag van deze Commissie van Wijzen is terug te vinden op het web.
In wat volgt geven we heel beknopt de krachtlijnen van dit verslag, met bijzondere aandacht voor de situatie van de parochieassistenten en staan we vooral stil bij de aanbevelingen die de Commissie doet.
1. Een regelgeving onaangepast aan de sociaal-politieke ontwikkeling
De Commissie vertrekt van de vaststelling dat de huidige regelgeving niet aangepast is aan de actuele positie van de verschillende religies in onze maatschappij. Redenen hiervoor zijn o.m. het toenemend belang van nieuwe religies (de Islam), de secularisering en het verminderde gewicht van religie in het algemeen, wijzigingen ad hoc in de regelgeving waardoor er discriminaties ontstaan.
2. De grondwettelijke en wettelijke grondslagen van de regelgeving inzake de erediensten
Een aantal artikelen in de Grondwet vormen de basis voor het huidige financieringsstelsel:
- Het niet-discriminatie principe en de principiële gelijkheid van alle Belgen voor de wet (art, 10 en 11 GW) : op deze basis moeten discriminaties in de financieringsstelsels van de diverse erkende erediensten en de vrijzinnigheid weggewerkt worden
- Vrijheid van eredienst (art 19 GW) én de vrijheid om zich aan de verplichtingen van elke eredienst te onttrekken (art, 20 GW)
- Verbod van staatsinterventie inzake benoeming van de bedienaren, en inzake organisatie van de eredienst (art, 21 GW)• Art, 22 : recht op eerbiediging van het privé-leven. Niemand kan verplicht worden zijn voorkeur voor een religie of levensbeschouwing kenbaar te maken. Een niet-anonieme enquête hierover als basis voor de verdeling van de financiële middelen onder de diverse religies kan dus niet.• Art. 181 : de Staat neemt de wedden en pensioenen van de bedienaren van de erediensten voor haar rekening. Dit betekent dat de Staat niet neutraal staat tegenover de erediensten maar opteert voor “een actief wereldbeschouwelijk pluralisme, dat bijdraagt tot een effectief genot van de vrijheid van eredienst” (p 9)
3. De paradoxen van het grondwettelijk en wettelijk stelsel inzake de erediensten
Hier gaat de Commissie vooral in op de spanning tussen de zeer vergaande vrijheid van eredienst en het feit dat de bezoldiging van de bedienaren van de erediensten de staat noopt tot erkenningscriteria, Er wordt sterk onderstreept dat de term ‘bedienaar van de eredienst’ een burgerrechtelijke term is die in het canoniek recht niet terug te vinden is. ‘Wijding’ is geen noodzakelijk criterium zijn om ‘bedienaar’ te zijn. Ook ‘leken’ kunnen bedienaren van de eredienst zijn ; in de islam is er bijvoorbeeld helemaal geen gewijde clerus. De bezoldiging door de overheid en het principe van niet-inmenging in de interne werking leidt tot een statuut ‘sui generis’ voor de bedienaren van de eredienst, met kenmerken van het ambtenarenstatuut, maar ook wezenlijke verschilpunten.
4. De principiële uitgangspunten van de Commissie
- Behoud van het bestaande grondwettelijke kader en van de bevoegdheidsverdeling, Belangrijk hierbij is het principe van art, 181 GW dat de overheid de wedden betaalt van de bedienaren van de eredienst. Dit lijkt enigszins in tegenspraak met de aanbevelingen waarin de Commissie de mogelijkheid van een zogenaamde ‘enveloppefinanciering’ open laat. Daarvoor zou ogenschijnlijk een wijziging van de Grondwet (waarvoor een 2/3de meerderheid in het Parlement nodig is) nodig zijn.. De Commissie meent echter dat een enveloppefinanciering verenigbaar is met art, 181 GW (p. 130)
- Meer inachtneming van de grondwettelijke regels : op basis van het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel moet er een uniform stelsel inzake wedden en pensioenen voor de bedienaars van alle erediensten en de afgevaardigden van de CVR gelden
- Inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden : het recht op verdediging en het recht op een eerlijk proces moeten door de diverse religieuze overheden gewaarborgd worden, wanneer een bedienaar uit zijn ambt wordt ontzet.
- Nood aan een nieuw evenwicht inzake financiering: het financieringsstelsel moet aangepast worden aan de actuele positie van de religies in de samenleving
- Noodzaak om financieel beheersbare oplossingen voor te stellen
- transparantiebeginsel : alleen al hierom moet er iets gedaan worden aan de dubieuze positie van bv. de parochieassistenten. Ook de feitelijke cumulregeling voor pastoors beantwoordt niet aan het transparantiebeginsel
- vereenvoudiging en unificatie van het financieringssysteem
- subsidiariteitsbeginsel bij het beheer van de financiering door de Staat : religieuze instellingen moeten meer beheersautonomie krijgen
- verband tussen financiering van de erediensten en het nastreven van het algemeen belang : erkenning van het maatschappelijk belang van de erediensten
- Kwaliteitswaarborgen inzake vorming voor de bedienaars van de erediensten.
5. De regelgeving en de administratieve praktijk m.b.t. de wedden van de bedienaren van de eredienst en de afgevaardgiden van de vrijzinnigheid
Na een uitgebreide juridische bespreking van het begrip ‘wedde’, geeft dit deel op p.48 en 49 een overzicht van de jaarlijkse wedden van alle bedienaren van de eredienst en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad. Hier valt o.m. de discriminatie op tussen deze laatsten en de bedienaren van de erkende erediensten : morele consulenten krijgen hogere weddes en genieten bovendien tweejaarlijkse baremieke verhogingen. Vervolgens worden andere inkomstenbronnen als het casueel en de vergoeding voor huisvesting belicht. Deze bijkomende inkomstenbronnen vormen soms een nieuwe bron van discriminatie tussen bedienaren van de erediensten. De vergoeding voor huisvesting is voor de katholieke eredienst strikt genomen niet aan de pastoor voorbehouden, maar aan één bedienaar van de erkende lokale gemeenschap (parochie). Een bezoldigde parochieassistent die fungeert als lokaal contactpersoon in een parochie zonder pastoor komt hier dus in principe ook voor in aanmerking.
Verder worden dan een aantal specifieke problemen belicht:
- De cumulatie van bedieningen waarbij de betrokkenen (pastoors) 150% van de wedde voor een voltijds ambt krijgen, berust op een akkoord waarvoor geen wettelijke basis is
- De parochieassistenten van de katholieke eredienst. De Commissie herhaalt de kritiek van het Rekenhof dat het intern kerkelijk statuut van de parochieassistenten slecht geregeld is, omdat het niet door alle bisdommen als formele regelgeving is uitgevaardigd.
Op burgerrechtelijk vlak moet de categorie ‘parochieassistent’ opgenomen worden in de nomenclatuur van de wet van 2 augustus 1974 omdat de Staat in positiefrechtelijke regels de wedde van de bedienaren van de eredienst moet vastleggen.
6. De huidige regelgeving en praktijk m.b.t. de pensioenen van de bedienaren van de eredienst en de afgevaardigden van de vrijzinnigheid.
Uit het overzicht op p. 62 en p. 63 blijkt dat er ook op het vlak van de pensioenen heel wat ongelijkheden tussen de bedienaren van de erediensten bestaan.
Ook voor een ondubbelzinnige juridische fundering van het recht op pensioen voor de parochieassistenten is een opname in de nomenclatuur (wet van 02.08.1974) nodig.
7. Diverse problemen in verband met financierings-, erkennnings- en verdeelcriteria voor de erediensten en de georganiseerde vrijzinnigheid
In dit deel wordt eerst het volledig plaatje van de financiering van de erediensten en de georganiseerde vrijzinnigheid door de diverse overheden geschetst. De wedden van de bedienaars vormen slechts een onderdeel van deze financiering.
Verder gaat dit deel in op de problematiek van de representatieve organen van de diverse erediensten. Voor de erkenning van de Islam als eredienst is de moeilijke samenstelling van het representatieve orgaan jarenlang een struikelblok geweest.
Ook hier bestaan discriminaties, bv. omdat giften aan de Centrale Vrijzinnige Raad fiscaal aftrekbaar zijn, terwijl dit niet het geval is voor giften aan de representatieve organen van de erediensten.
Dan volgt een vergelijking met de financieringsstelsels voor de eredienst in de ons omringende buurlanden. Volgens de Commissie is de Belgische financieringswijze zeker niet de minst slechte: de privacy van de inwoners wordt gerespecteerd (geen verplichting om religie of levensbeschouwing via belastingaangifte kenbaar te maken) en er is vrij sterke controle op de aanwending van de middelen (rechtstreekse financiering van de wedden van de bedienaren).
Bij een (her)verdeling van de financiële middelen conform de actuele aanhang van de diverse erediensten stelt zich de vraag op welke kwantitatieve criteria men zich eventueel kan baseren.
Over de geloofspraktijk zijn nauwelijks betrouwbare gegevens beschikbaar; bovendien stelt zich de vraag of dit het doorslaggevende criterium mag zijn aangezien het bereik van levensbeschouwingen verder reikt dan de participatie aan de cultus. De Commissie wijst op de dienstverlenende rol van religies en levensbeschouwingen bij jeugdwerk, bejaarden- en ziekenzorg, persoonlijke raadgeving, buurtopbouw, hulp aan stervenden, …
De geloofsidentificatie kan als criterium dienen, maar ook hierover is wetenschappelijk onderzoek nodig. Uit bestaande gegevens zou blijken dat maximale aandeel van de bevolking dat zich tot de rooms-katholieke kerk rekent zo’n 62 % is, minder dan het actuele aandeel van de katholieke kerk in de financiering van de erediensten.
8. Aanbevelingen van de Commissie
In dit deel doet de Commissie een aantal aanbevelingen om alle incoherenties en anomalieën in de actuele regelgeving m.b.t. de financiering van de erediensten en de vrijzinnigheid
8.1 Algemene aanbevelingen
- Er moet een eigentijds efficiënt personeelsbeheer op de FOD Justitie komen
- Transparantie m.b.t. de uitgaven ten laste van de diverse overheden en m.b.t. de diverse inkomstenbronnen van de bedienaren. Enkele incoherenties zijn : geen gelijke wedde voor vergelijkbare functieniveaus, cumulatie niet altijd mogelijk, bijkomende inkomstenbronnen voor sommige bedienaren (woonst of woonstvergoeding, casueel, …)
- Aandacht voor de vorming van de imams: oprichting in België van scholen voor moslimtheologie, met kwaliteitsgaranties voor de afgeleverde diploma’s
- Wetenschappelijk onderzoek naar de aanhang van de diverse erediensten met het oog op een faire verdeling van de budgettaire middelen
8.2 Bijzondere aanbevelingen
- Structuur en financiering van de representatieve organen: ook hier moet naar een gelijke behandeling gestreefd worden, wat momenteel niet het geval is. De representatieve organen zouden rechtspersoonlijkheid moeten hebben
- Wedden van de bedienaren en de afgevaardigden: Ten minste moet voorzien worden in “een loopbaan met verrekening van geldelijke anciënniteit en met baremieke verhogingen. De wedden van de bedienaren van de erediensten op het terrein zijn onaangepast en dienen te worden verhoogd tot een niveau dat overeenkomt met hun opleidingsniveau, verantwoordelijkheden en de levensduurte.” (p. 121) De verschillen tussen de wedden van de bedienaren op het terrein zijn niet te rechtvaardigen.
- Vergoedingen en toelagen: overleg met de gewesten is nodig om het probleem aan te pakken van de ongelijkheid die ontstaat door het toekennen van een woonst(vergoeding) aan sommige bedienaren.
- Cumulatie van meerdere bezoldigde bedieningen: zou moeten worden afgeschaft nadat de wedden op afdoende wijze zijn verhoogd.
- Het kader en de wedden van de parochieassistenten
- Wijding kan niet meer als enig criterium worden gebruikt voor de toekenning van de kwaliteit “bedienaar van een eredienst”
- Kader van de parochieassistenten mag niet uitdovend zijn, gezien de belangrijke rol die de parochieassistenten spelen als bedienaren van de katholieke eredienst.
- Parochieassistenten moeten opgenomen worden in de nomenclatuur van de wet van 02.08.1974
- Kerkelijke overheid moet een initiatief nemen om het kerkrechtelijk statuut van de parochieassistenten duidelijk vast te stellen.
- Pensioen van de bedienaren: Ook hier is een fundamentele herziening nodig om alle ongelijkheden weg te werken.
8.3 Aanbevelingen voor een hervorming van het stelsel van de erediensten en de vrijzinnigheid
Omdat er zeer veel anomalieën zijn in het huidige stelsel, stelt de Commissie een systematische en fundamentele wijziging voor. Daarbij moet gekozen worden tussen een stelsel van kostprijsfinanciering (rechtstreekse betaling van de wedden) en enveloppefinanciering. Door de afname van het belang van de katholieke eredienst moet het theoretisch kader voor de katholieke kerk in ieder geval herzien worden. Werken met een dubbel kader (een theoretisch kader en een kader met de in de praktijk bezette plaatsen) is niet erg zinvol meer.
De Commissie meent dat ook enveloppefinanciering kan binnen het huidige grondwettelijke kader en is daar zelf voorstander van.
8.3.1 Weddeniveau en loopbaanstructuren
- Weddeniveau en loopbaanstructuur van de bedienaren van de erediensten moeten op hetzelfde niveau als dat van de afgevaardigden van de vrijzinnigheid gebracht worden, De Commissie doet een aantal simulaties over de kostprijs hiervan. Bij afschaffing van de cumulatiemogelijkheid gaat het om een budgettaire meerkost van 7,9%, Kent men ook een (beperkte) aanvangsanciënniteit toe bij de instap van de bedienaren in het nieuw stelsel dan is de budgettaire meerkost 16,1 % (t.o.v. de begroting 2006)
Nog 2 persoonlijke bedenkingen hierbij:- Het budget is de laatste decennia stelselmatig naar beneden gegaan, door de steeds beperktere invulling van het kader
- Als alternatieve inkomsten als woonstvergoeding en casueel ook correct fiscaal behandeld zouden worden, dan is de budgettaire meerkost beperkter. Een inkomstenbelasting op de woonst(vergoeding) levert de schatkist al gauw 4,2 miljoen euro op.
- Door de toekenning van verhogingen op basis van anciënniteit moet wel rekening gehouden worden met een verdere stijging van het budget in de eerste jaren na de wijziging van het stelsel. Na 8 jaar zou het om een meerkost van 25,8 % gaan. In feite gaat het om een kleinere stijging, gezien ook nu de andere inkomstenbronnen correct belast kunnen worden ; bovendien houdt de Commissie onbegrijpelijker wijze geen rekening met grotere fiscale inkomsten, als gevolg van de gevoelige weddeverhogingen
- Hogere pensioenen
8.3.2 Herstructurering van het kader
De Commissie stelt hier een volledig nieuwe kaderstructuur voor met 3 hoofdcategorieën voor elke eredienst, met daarin nog subcategorieën. Een mogelijke loopbaan met baremieke verhogingen zou binnen elke categorie door de overheid moeten vastgelegd worden.
8.3.3 Enveloppefinanciering
De Commissie werkt een systeem uit aan de hand van basiseenheden die verdeeld worden over de verschillende erkende erediensten op basis van hun aanhang. Binnen dit toegekende basisbudget zou elke eredienst een zekere mate van vrijheid hebben om het budget te verdelen over lagere en hogere functies, rekening houdend met maximumaandelen voor de 2 hoogste hoofdcategorieën.
8.3.4 Nieuwe wetgeving i.v.m. de financiering van de bedienaars van de erediensten.
Om de voorgestelde aanbevelingen een duidelijke juridische basis te geven stelt de Commissie ten slotte een vernieuwd wettelijk kader voor i.v.m. de erkenning en financiering van de bedienaars van de erediensten en van de afgevaardigden van niet-confessionele levensbeschouwingen.
Enkele conclusies
Het rapport van de Commissie van Wijzen vormt zeker een goede basis om op middellange termijn de discussie over een vernieuwd financieringsstelsel te voeren. De Commissie heeft een positieve visie op de rol van de religies en levensbeschouwingen in onze samenleving, die blijvende financiële ondersteuning van de overheid verdienen omwille van hun maatschappelijke rol. Voor de parochieassistenten ondersteunt de Commissie een aantal belangrijke verzuchtingen:
- opname in de nomenclatuur van de categorie ‘parochieassistent’, waardoor de onzekere juridische basis en het uitdovend karakter van het kader van de parochieassistenten weggenomen wordt
- pleidooi voor een gevoelige weddeverhoging, aangepast aan opleidingsniveau en verantwoordelijkheid
- invoer van barema’s op basis van anciënniteit
- wegwerken van discriminaties met andere bedienaren/afgevaardigden van de CVR op het vlak van verloning
- een vraag naar de kerkelijke overheid om te zorgen voor een duidelijke canonieke rechtspositie, bij voorkeur uniform voor alle bisdommen.
Als er bij de politieke (en kerkelijke) overheid evenveel goodwill t.a.v. de parochieassistenten leeft kunnen ze hopen op een gevoelige verbetering van hun juridische en financiële positie.