Tweede pensioenpijler mag geen afschaffing van het ambtenarenstatuut zijn
Op 17 november 2020 hadden wij een informeel onderhoud met het Collegelid van de VGC bevoegd voor Ambtenarenzaken, dhr. Sven Gatz.
Tijdens de plenaire Raadszitting van de VGC van 11 december 2020 werd verwezen naar “de constructieve gesprekken met de vakbonden over de inrichting van een tweede pensioenpijler”. Verdere uitleg aan de Raadsleden over de inhoud van deze tweede pijler werd vooruitgeschoven tot het moment dat er een akkoord met de vakbonden zou bereikt zijn.
Men vroeg ook aan de vakbonden om niet openlijk te communiceren over deze onderhandelingen tot er een akkoord zou bereikt zijn, en daar hebben wij ons ook aan gehouden.
Waar wij vooral moesten over zwijgen waren de plannen van het College om het statutair kader uitdovend te maken. Dit betekent een de facto afschaffing van het ambtenarenstuut. Een zeer ingrijpende ideologische beslissing waarover de Raad van de VGC noch is ingelicht, noch over heeft kunnen debatteren.
Wij moesten ook constateren op het Bijzonder Onderhandelings- en Overlegcomité (BOC) van 13 januari 2021 dat wij twee nota’s overhandigd hebben gekregen waarin bij de concrete uitwerking de toepassing van de uitdoving van het statutair kader reeds verwerkt is. Wij worden hiermee dus voor voldongen feiten gesteld.
Wij zijn niet tegen de oprichting van de tweede pensioenpijler, omdat die voor de contractuele personeelsleden een verbetering zal betekenen. Maar een algemene statutarisering zou nog beter zijn op termijn, voor zowel de organisatie als het personeel.
Zoals wij ook aan het College hebben laten weten blijft het gemeenschappelijk vakbondsfront van mening dat:
- de VGC niet in de positie verkeert om de invoering van de tweede pensioenpijler voor contractuelen te koppelen aan welke voorwaarde dan ook, en al zeker niet aan de de facto afschaffing van het ambtenarenstatuut,
- deze gelijkschakeling naar beneden van de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de VGC onaanvaardbaar is.
De VGC heeft ook een maatschappelijke zorgplicht tegenover haar eigen personeel, ook op de langere termijn. De dreigende precarisering van grote delen van het personeel als gevolg van een veralgemeende contractualisering is een verpletterende verantwoordelijkheid die wij als gemeenschappelijk vakbondsfront niet zomaar zullen laten voorbijgaan zonder onze sociale rol hierover op te nemen.
Lees hier het volledige standpunt van het gemeenschappelijk vakbondsfront