Kunnen we het ook eens over die ándere pensioenkloof hebben?
In de hele discussie over ambtenaren- en werknemerspensioenen wordt vaak vergeten dat de werknemerspensioenen sterk omlaag getrokken worden door de ongelijkheid tussen man en vrouw in de privésector.
Bij vastbenoemde ambtenaren is er nauwelijks een verschil tussen het gemiddelde wettelijke pensioen voor mannen en vrouwen (3%). In de privésector daarentegen is dit volgens cijfers van pensionstat.be maar liefst 25%. Vrouwen krijgen gemiddeld 1 457 euro pensioen (bruto) tegenover 1 940 euro voor mannen. De pensioenkloof in de privésector bedroeg in 2020 nog 456 euro, in 2022 was dit al 483 euro. Dit volgt de loonkloof. In 2018 was de loonkloof tussen mannen en vrouwen die als bedienden in de privésector werken 33,3%, tegenover 10,3% bij de statutaire ambtenaren.
Brecht De Smet, studiedienst ACV Openbare Diensten: “Vrouwen in de privésector moeten een dubbele genderkloof overbruggen. Ten eerste is er geen sprake van gelijk loon en bijgevolg pensioen voor gelijk werk. Ten tweede belanden vrouwen in de privésector vaak in de minst betaalde jobs en hebben zij door de zorg voor kinderen en andere zorgbehoevenden de minst consistente en minst lange loopbaan en dus de laagste pensioenen. Maar liefst dubbel zoveel vrouwen als mannen zitten in de laagste pensioenklasse van minder dan 500 euro per maand. Bij ambtenaren bestaat er zo geen genderongelijkheid.”
Vrouwen kunnen daarenboven minder op de tweede pensioenpijler rekenen. Het totale pensioen voor vrouwen die in de privésector hebben gewerkt, inclusief de tweede pensioenpijler, is gemiddeld 28% lager dan dat van mannen. Mannelijke werknemers genieten gemiddeld van 2 086 euro pensioen, vrouwen moeten met 1 510 euro rondkomen. Aangezien ambtenaren nauwelijks gebruik maken van een tweede pensioenpijler blijft ook deze genderkloof in de overheidssector beperkt tot 3%.
Ilse Heylen, voorzitter ACV Openbare Diensten:“Als vrouwen die in de privésector werken een evenwaardig pensioen als mannen uitgekeerd zouden krijgen, dan ligt het gemiddelde totale pensioen in de privésector op 2 086 euro. De politieke hetze tegen de ‘hoge’ pensioenen van statutaire ambtenaren neemt de private sector als model en uitgangspunt. De fundamentele vraag wordt echter genegeerd: kan een vrouw met een gemiddeld wettelijk pensioen van 1 457 euro en een gemiddelde levensverwachting haar laatste vijftien levensjaren überhaupt rondkomen? Ter vergelijking: een openbaar woonzorgcentrum kost gemiddeld zo’n 2 030 euro per maand kost en een commercieel 2 350 euro.”
Ja, de gemiddelde pensioenen van vastbenoemde ambtenaren zijn hoger dan de pensioenen in de privésector. Maar ze zijn niet hoog tegenover de levensduurte die gepensioneerden te wachten staan.
Ilse Heylen: “Willen we iedereen even arm maken of willen we juist de laagste lonen en pensioenen op het niveau van de levensduurte brengen? Het kan niet dat de voorgaande en toekomstige regeringen eerst een put graven in de overheidsinkomsten met maatregelen als loonlastenverlagingen, lagere vennootschapsbelastingen, lagere erfenisbelastingen, enzovoort, en deze put vervolgens willen delven met besparingen op pensioenen waarvoor mensen gewerkt hebben of waarvoor ze nog aan het werken zijn.”
In plaats van zich blind te staren op een nivellering van de ambtenarenpensioenen naar onder, zou het debat dus moeten gaan over de pensioenarmoede in de privésector en in de eerste plaats bij vrouwelijke werknemers. Eerder dan een reliek uit het verleden is het ambtenarenpensioen een belangrijk instrument en model om de koopkracht te bestendigen en de inkomensongelijkheid tussen man en vrouw te overbruggen.
Misschien kunnen de formateurs dus de echte pensioenkloof proberen aan te pakken?