Toen Ben (*) twee jaar geleden na een gezellig zomers vriendenbezoek, samen met zijn vriendin en een paar vrienden te voet naar huis vertrok, werd hij door 2 amokmakers hard en brutaal in elkaar geslagen. De enige reden? Ben werkt als politieagent.
Ben: “We passeerden twee mannen, geen onbekenden van de politie. Ze waren duidelijk onder invloed. Met één van hen had ik al eens te maken tijdens interventies. Toen hij me herkende, werd hij onmiddellijk agressief. Hij begon te schelden en te roepen ‘hierse, het flikske van de drugbrigade’. Voor ik het goed en wel besefte, werd ik met een fles op mijn hoofd geslagen.”
De situatie escaleerde bijzonder snel. Terwijl Ben bewusteloos op de grond lag, bleef het duo op hem inbeuken. Ook zijn vriendin incasseerde rake klappen. Omstaanders probeerden tevergeefs tussen te komen. Het was pas toen de zwaailichten van toegesnelde politieploegen in het gezichtsveld van de daders verschenen, dat ze wegvluchtten.
De verwondingen waren aanzienlijk: een doorboorde long, gebroken ribben, een gebroken oogkas en schade aan het gebit. Maar toen hij na drie maanden opnieuw wilde werken, bleek dat de daders meer dan alleen fysieke schade toebrachten. “Ik had al wel wat psychologische hulp gekregen en dacht dat ik het wel aankon, maar dat bleek niet zo te zijn.” Dat werd duidelijk toen hij voor het eerst terug op interventie ging. “Er was een oproep voor een vechtpartij, maar eens ter plaatse, besefte ik heel snel dat ik daar helemaal nog niet klaar voor was.” Ben kwam uiteindelijk bij een psychiater terecht die de diagnose PTSS (posttraumatisch stresssyndroom) stelde. Hij begon aan een intensief parcours van psychologisch herstel. “Ik werk nu in een heel andere, veel rustigere en administratievere functie dan vroeger,” vertelt hij. “En dat is moeilijk, want ik ben net bij de politie gegaan omwille van die uitdaging. Mijn job die ik zo graag deed, kan ik nooit meer doen.”
Het agressieve voorval zette het kleine provinciestadje waar Ben woont en werkt indertijd in rep en roer: de media berichtten er uitgebreid over. De daders werden gevat en gestraft. Ben kreeg meteen berichten en steun van zijn zonechef, van collega’s, van de burgemeester en zelfs van de toenmalige minister. Maar ook op de psychologische dienst en de arbeidsgeneesheer kon hij altijd rekenen. “Dat helpt enorm. Het feit dat je steun krijgt, dat je ernstig genomen wordt, dat is heel belangrijk. Binnen de politie bestaat heel wat hulp, maar je moet het wel weten. Daarom werk ik nu aan een draaiboek voor collega’s: wat ze moeten doen als hen iets overkomt, waar ze terechtkunnen en wat ze kunnen verwachten. Ik help hen ook bij het opstellen van hun dossier zodat zij zich volledig op hun herstel kunnen concentreren.”
Ben heeft trouwens ook nog een belangrijke boodschap voor zowel de media als de grote bevolking: “Stop met het normaliseren van alcohol- en druggebruik. In elk tv-programma of reeks wordt ‘een lijntje coke’ of een ‘zatte avond’ tegenwoordig als normaal afgeschilderd. Wij merken dat zulke situaties heel vaak leiden tot geweld. Tegen politie, tegen andere burgers … Pak het druggebruik veel strenger aan en ook het geweld zal afnemen.”
(*) Ben is een schuilnaam.