Met en voor mensen werken is mijn drijfveer
Op 1 oktober gaf Chris Vanmol, voorzitter van ACV Brussel – Vlaams-Brabant, de fakkel door. Wij spraken met hem over vakbondswerk, individualisme en solidariteit, dienstbaarheid en gedrevenheid.
Van opleiding ben je technisch ingenieur. Vanwaar de keuze voor een carrière bij het ACV?
In 2014 werd je verbondssecretaris van ACV Brussel-Halle-Vilvoorde. Waarom?
Wat is de eigenheid van deze regio? Brussel en zijn agglomeratie hebben totaal andere kenmerken dan de regio rond Leuven…
Het grote raakpunt is dat we mensen samenbrengen om rond thema’s te werken. Natuurlijk zijn de uitdagingen lokaal anders. Als je je werking niet afstemt op de realiteit waarin de mensen wonen, is het een dode werking.
Brussel – Vlaams-Brabant biedt bijzonder veel tewerkstellingsmogelijkheden: de luchthaven, de universiteiten in Leuven en Brussel, de hoofdzetels van talloze bedrijven die actief zijn over het hele land. Die tewerkstelling vormt een band die de twee regio’s overstijgt. Renault wordt gezien als een Brussels drama, maar onder de werknemers bevonden zich enorm veel pendelaars. En die kwamen vooral uit het gebied van de Alliantie.
Een van de taken van de vakbond is de dienstverlening aan de leden.
De dienstverlening is bijzonder belangrijk. Corona heeft een aantal ontwikkelingen die we sowieso wilden realiseren in een stroomversnelling gebracht: de digitalisering, het werken op afspraak. Ook als vakbond moeten we meegaan met onze tijd. In heel de samenleving is werken op afspraak de regel aan het worden, en mensen willen zich ook niet meer voor alles verplaatsen. Maar corona heeft ons ook met de neus op de feiten gedrukt: niet iedereen is zomaar digitaal vaardig. Daar is nog werk aan de winkel.
Daarnaast is er het bewegingswerk.
Kan de vorming die het ACV aanbiedt, iets betekenen in zulke ontwikkelingen?
Vorming is ontzettend belangrijk, omdat je mensen inzicht kunt bieden, omdat je de mechanismen die ergens achter zitten kunt blootleggen. Ik geloof dat iedereen die deelneemt aan een vorming, er iets aan overhoudt. Onze vormers geven onze militanten bijvoorbeeld een grondige opleiding over de sociale zekerheid, of leggen uit waarom solidariteit en gelijkheid zo belangrijk zijn.
Gelijkheid is geen makkelijk begrip. Het wordt vertaald in allerlei deelslogans. Geen discriminatie, geen racisme… Uiteindelijk gaat het erom dat je probeert een gemeenschap te bouwen waar een bedrijfsleider samen kan leven en werken met een werknemer die aan de band staat, met iemand die studeert enz. Door te luisteren naar de belangen van de ene en van de andere leer je hoe waardevol het is om vanuit verscheidenheid toch gemeenschap te vormen.
Beweging maken is soms ook actie voeren. Dat heeft gevolgen voor het imago.
We worden vaak gezien als de stakers die het land platleggen. Ik heb alle begrip voor mensen die dat ambetant vinden. Mensen die een heel jaar gewerkt hebben en net op de dag dat ze op reis willen, wordt er gestaakt... Maar als je een actie voert die niemand raakt, bereik je er ook niets mee. Ik geloof sterk in de dialoog, maar als die strandt kan je op een bepaald moment niet anders dan naar het stakingsmiddel grijpen. Ik ben wél blij dat ik in een omgeving heb kunnen werken waarin we zoveel mogelijk naar een consensus zijn blijven zoeken. Dat is een trage en vermoeiende manier van werken, maar ze werkt. Het is ook het beste antwoord op het individualisme. Kijk eens wat wij samen bereikt hebben. De sociale zekerheid is iets wat wij samen bereikt hebben. Wij, de werkgevers, de vakbonden, de staat. Ik ben ervan doordrongen dat dat de enige en juiste manier is om een maatschappij op te bouwen: door samen aan iets te werken, en te aanvaarden dat anderen ook hun deel van de koek krijgen.