Inspraak op het werk maakt mensen democratischer
Wie wel eens een krant leest of het nieuws volgt, heeft ongetwijfeld al gemerkt dat onze democratie het moeilijk heeft. Autoritaire leiders zijn in opmars. Om de democratie te versterken pleit Stan De Spiegelaere van de Gentse universiteit voor meer democratie op de werkvloer. “Democratie begint op het werk. Het is toch heel bizar dat je mensen vraagt om democraat te zijn, behalve tijdens de werkuren?”
Ik vond het confronterend om in de inleiding van je boek te lezen dat de democratie in de wereld zo sterk afneemt. In 2004 leefde nog meer dan de helft van de wereldbevolking in een democratisch land. Nu nog minder dan een kwart…
De Spiegelaere: (lachend) “Die cijfers zijn natuurlijk een beetje uitdagend bedoeld. (ernstig) Maar het klopt wel. Het idee dat democratie bestaat en onaantastbaar is, is niet zo. Maar het gebeurt ook dichterbij. Denk aan Hongarije met Orban, waar de democratie onder druk staat. En ook in Turkije zie je ook dat Erdogan de democratie een autoritaire democratie is geworden. En ook enorme landen als India en Rusland zijn de voorbij jaren of decennia duidelijk minder democratisch geworden. Heel veel mensen leven dus in minder democratische landen. En ook de situatie in Amerika is niet om blij van te worden.”
Vanuit die vaststelling ga je over naar het bedrijfsleven. Zie je ook daar dat de democratie achteruitgaat?
De Spiegelaere: “De evolutie in de tijd heb ik niet onderzocht. Maar we zien alleszins dat een groot deel van de mensen werken in omstandigheden waarin ze niet het gevoel hebben dat ze hun stem kunnen laten horen – niet op taak- of organisatieniveau, en zeker niet op nog hoger niveau. Een derde tot zelfs 40% van de werknemers heeft eigenlijk geen inspraak op het werk. Nochtans blijkt uit veel onderzoek dat mensen dat wel degelijk willen. Er gaapt een grote kloof tussen wat mensen willen en wat ze ervaren. In een interessant onderzoek kregen mensen verschillende scenario’s voorgelegd. Want ‘democratie’ betekent vergaderen. En veel mensen zijn daar geen fan van. Ikzelf ook niet. Onderzoekers legden mensen dus scenario’s voor en peilden hoe graag ze in die scenario’s wilden werken. Daaruit bleek dat mensen veel vaker voor een bedrijf kiezen dat democratie op het werk waarmaakt, zelfs als dat betekent dat ze daarvoor meer moeten vergaderen. Mensen vinden democratie op het werk dus echt wel belangrijk. Dat bleek overigens ook al uit de Eurobarometer (nvdr. een peiling waarin de Europese Unie naar de werktevredenheid van de Europese werknemers). Tien jaar geleden peilde die naar de mate van democratie op het werk. Daarover bleek het minst tevredenheid. In Europa was 25% daarover ontevreden. In België zelfs 30%.”
Als je de regeringsplannen bekijkt, dan lijken die niet meteen in te zetten op meer democratisering op het werk. Collectief overleg over arbeidsvoorwaarden wordt eerder geschrapt dan aangemoedigd. Hoe zie jij dat?
De Spiegelaere: “Dat klopt en baart me zorgen. Vele hervormingen zoals rond nachtwerk, uitzendarbeid of flexi-jobs, en de manier waarop wordt omgegaan met het sociaal overleg duiden op een gebrek aan geloof in economische democratie. Wat ook opvalt is dat partijen met lange tradities en een ideologische basis voor een versterking van democratie van onderuit (zoals CD&V, Les Engagés en Vooruit) meegaan in zo’n verhaal. Zoals ik aantoon in het boek zou dat kunnen bijdragen aan de uitholling van de democratie en een versterking van de roep naar een sterke leider. In Amerika hadden sommige democraten dat begrepen en zette Biden zich in de markt als de meest pro-vakbond president ooit. Want zonder sterker middenveld zou de democratie in gevaar zijn. En zie nu...”
"Vele hervormingen zoals rond nachtwerk, uitzendarbeid of flexi-jobs, en de manier waarop omgegaan wordt omgegaan met het sociaal overleg duiden op een gebrek aan geloof in economische democratie."
Je legt een sterke link tussen democratie op het werk en democratie in de samenleving. Die hangen onlosmakelijk aan elkaar vast, zeg je.
De Spiegelaere: “Dat is eigenlijk de centrale these van het boek. Wat op het werk gebeurt heeft een invloed op wat er naast het werk gebeurt. Als we dus naast het werk geacht worden democraten te zijn, als we moeten gaan stemmen en ons inzetten in de maatschappij, als we compromissen moeten kunnen sluiten en daarmee kunnen leven, dan moeten we óók kijken naar wat er gebeurt tijden die dagelijkse acht uren op het werk. Het is daar dat je die competenties leert. Of niet. De link blijkt duidelijk uit onderzoek. Mensen die in een bedrijf werken waar er inspraak is en waar zowel individuele als collectieve democratie bestaat, blijken ook buiten het werk meer betrokken. Ze doen vaker vrijwilligerswerk. Ze gaan vaker stemmen. Ze stemmen minder op een ‘grote leider’. Ze geloven meer in democratie. En da’s natuurlijk logisch. Want als je acht uur per dag altijd moet luisteren naar je baas, die altijd alles beter weet en eigenhandig de toekomst uitstippelt van jouw job en het bedrijf waar je werkt, waarom zou je dan buiten het werk opeens mee willen beslissen of discussiëren? Het is heel logisch dat je die attitude meeneemt. Maar dat werkt ook andersom. Een Chinese onderzoeker aan een Amerikaanse universiteit heeft in een Chinese textielfabriek en een Amerikaanse universiteit parallel samenhang onderzocht. In die twee heel verschillende contexten selecteerde zij willekeurige teams. In de helft daarvan werd zes weken lang democratisch gewerkt. Ze lieten de teammeeting niet leiden door een chef, maar bespraken samen hoe ze het werk konden organiseren. De andere teams deden dat niet. Uit voor- en nametingen en vergelijkingen tussen de democratie-groep en de controlegroep blijkt dat zowel de Chinese textielarbeidsters als de Amerikaanse universiteitsmedewerkers in die zes weken democratische attitudes leerden. En nog eens zes weken later bleken die nog altijd sterk aanwezig.”
In je boek wijs je ook op het verschil tussen inspraak en democratie.
De Spiegelaere: “Ja. Inspraak kan een deel zijn van democratie. Maar dat is niet altijd zo. Het belangrijkste verschil zit in de mate waarin het machtsonevenwicht in een bedrijf wordt gecorrigeerd. Een werknemer is meer afhankelijk van zijn bedrijf dan andersom. De werknemer heeft dus minder macht. Democratie betekent dat dit gecorrigeerd wordt op basis van rechten. Als het niet verder gaat dan gunsten om gehoord te worden, gaat het louter over inspraak.”
“Inspraak corrigeert de machtsbalans niet. Een voorbeeld is – of was, want ik spreek nu in de verleden tijd – de town hall meeting bij Google, waarin iedere werknemer van het bedrijf zijn zegje mocht doen en rechtstreeks aan de CEO zeggen wat hij of zij vond dat beter kon. Tot het moment dat het te lastig werd voor de CEO’s. Toen hebben ze de town hall meetings afgeschaft. Kort daarna werden veel werknemers van Google die zich uitspraken over het bedrijfsbeleid ontslagen. Daar zie je dat inspraak die niet op rechten gebaseerd is en het machtsevenwicht corrigeert, kan werken, maar zeer kwetsbaar is. Je hebt een collectief recht nodig op inspraak. Alleen collectief kan je – een deel van – het machtsonevenwicht corrigeren en van democratie op het werk een positief verhaal maken. Mijn doctoraat ging over innovatie op het werk, over mensen die ideeën geven over hoe het werk beter kan. Vaak zagen we dat die mensen in conflict kwamen met hun leidinggevende. Werknemers die verbeteringen suggereerden werden vaak heel negatief gezien door hun leidinggevende, zelfs wanneer hun input zeer positief was voor hun werk. Dat illustreert de nood aan collectieve bescherming die mensen toelaat hun stem te laten horen en democratie mogelijk te maken. Je moet in een veilige omgeving zitten om dat te doen.”
Dat is een duidelijk pleidooi voor vakbondswerk.
De Spiegelaere: “Zeker. Ik vertelde al dat mensen die op individueel niveau inspraak op het werk hebben, sterker democratisch denken. Dat zien we ook als het gaat over collectieve vormen van inspraak. Als we kijken naar bedrijven met traditionele collectieve vormen van inspraak, zoals een ondernemingsraad of een vakbondsafvaardiging, zien we dat werknemers daar meer democratische attitudes hebben, meer gaan stemmen enzovoort. De vakbond kan op die manier een school voor democratie zijn. Vakbonden kunnen mensen attitudes aanleren die belangrijk zijn in een democratie. We zien dat vakbondsleden meer democratische attitudes hebben. Dat verschil is het grootst bij kortgeschoolden. Daar zie je een enorm verschil als het gaat om democratische attitudes. Amper 1 op 6 Belgische kortgeschoolde werknemers voelt zich capabel om invloed te hebben in de politiek. Als ze bij een vakbond zijn aangesloten, gaat dat sterk omhoog. Da’s natuurlijk fijn om horen voor de vakbond. Maar het is eigenlijk vooral toch dramatisch voor de staat van onze inclusieve democratie.”
Democratie op het werk zie je daarom ook ruimer dan klassiek vakbondswerk. Je spreekt in je boek ook over bijvoorbeeld medebeheer, over aandelen voor werknemers, over coöperatieve ondernemingsvormen… Zijn dat allemaal goede manieren om de democratie te vergroten?
De Spiegelaere: “Zolang de kat muizen vangt, maakt de kleur van de kat niet uit. De essentie is dat je de invloed van de werknemer op zijn werk en de organisatie vergroot en dat het management verantwoording moet afleggen aan zijn werknemers. Ik suggereer in mijn boek een aantal voorstellen. Geen enkele daarvan zal altijd en overal zaligmakend zijn. Geen enkele zal ook voldoende zijn op zich. Er zal altijd een combinatie nodig zijn. Ik pleit dus voor heel klassieke dingen zoals de versterking en verbreding van de werking van de ondernemingsraad, omdat het eigenlijk compleet belachelijk is dat je burgerrechten als werkende burger niet worden gerespecteerd als je in een bedrijf werkt met 50 werknemers. Die norm moet omlaag. Ook zijn Belgische ondernemingsraden vaak redelijk onmachtig. Ze hebben recht op informatie en consultatie, maar daar houdt het vaak op.”
"Het is eigenlijk compleet belachelijk dat je burgerrechten als werkende burger niet worden gerespecteerd als je in een bedrijf werkt met 50 werknemers."
Naast die traditionele collectieve overlegvormen moeten we ook kijken naar individuele rechten van werknemers. Zoals het recht op vrije meningsuiting. Dat hebben we in principe allemaal, maar het geldt blijkbaar niet tijdens de kantooruren. Dat moet beter kunnen. Want uit onderzoek blijkt dat autonomie op het werk niet enkel een heel belangrijke factor is voor geluk, maar ook voor democratie op het werk. Moeten we dan ook geen recht op autonomie of zelfbeschikking op het werk organiseren?”
“Een andere piste is medebeheer op bedrijfsniveau, waarbij je dus een personeelsvertegenwoordiger opneemt in de raad van bestuur. Daarnaast zijn er coöperaties als alternatieve bedrijfsstructuur. Ook financiële participatie kan een mogelijkheid zijn, al merken we dat dit in de praktijk zelden leidt tot meer controle of verantwoording. Vaak worden aan aandelen voor werknemers niet dezelfde rechten gekoppeld dan aan die van andere aandeelhouders. Werknemers krijgen daardoor niet dezelfde zeggenschap in de raad van bestuur. Dan gaat het aan de essentie voorbij.”
Je pleit in je boek ook voor een verschil tussen eigendomsrecht en controlerecht. Wat bedoel je daarmee?
De Spiegelaere: “Als maatschappij halen we die twee wel vaker uit elkaar als het gaat om iets dat belangrijk is voor andermans leven. Denk bijvoorbeeld aan de kerkwegen. Die zijn eigendom van een individueel persoon, maar die mag daar niet doen wat hij wil. Je mag die niet afsluiten of blokkeren, omdat iedereen daar moet kunnen passeren. Ook het vruchtgebruik van de langstlevende partner is een voorbeeld. Als één partner sterft, gaat het eigendomsrecht over op de erfgenamen, maar het vruchtgebruik blijft bij de partner. De eigenaar kan met die eigendom dus niet vrij doen wat hij of zij wil maar moet rekening houden met de vruchtgebruiker. Nog een voorbeeld is een huurcontract. Daarin wordt het eigendomsrecht van de eigenaar heel sterk ingeperkt in het belang van de huurders.”
“Maar als het gaat om bedrijven, valt het eigendomsrecht helemaal samen met het controlerecht. De eigenaar mag eigenlijk alles zelf bepalen. Toch zou je kunnen stellen dat een bedrijf ook belang heeft voor de werknemers of de maatschappij. En dat die dus ook een zeker controlerecht zouden moeten hebben. Misschien moeten we ook op dat vlak een verschil maken tussen eigendomsrecht en het totale beschikkingsrecht. Dat is natuurlijk een ideologische discussie. Maar niet onbelangrijk. Daarom ben ik ook voorstander van medezeggenschap van werknemers in de raad van bestuur. Dat toont duidelijk aan dat het bedrijf niet alleen belangrijk is voor de eigenaar, maar ook voor de werknemers.”
Maken al die vormen van inspraak het niet veel moeilijker om een bedrijf te runnen? Het vertraagt, de inspraak kan alle kanten uitgaan…
De Spiegelaere: “Mijn boek gaat over democratie, niet over economie. Het gaat over hoe we de democratie kunnen behouden en versterken. Het punt van het boek is dat, als we niet kiezen voor meer democratie op het werk, we onze democratie riskeren te verliezen. Het behoud van de democratie is één van de grootste uitdagingen van deze tijd is. Dat lees je elke dag in de krant. En als we dat verliezen, is dat óók slecht nieuws voor bedrijven.”
“En ja, democratie heeft ook minder makkelijke kanten. Democratie is traag, kostelijk en soms modderig. Het zal extra tijd kosten en er zullen extra kosten aan zitten. Maar het is de beste manier om onze maatschappij én onze bedrijven te beheren. Want algemeen kan je wel stellen dat de meeste vormen van inspraak leiden tot hogere motivatie van werknemers. Daar is heel wat onderzoek over. In het geval van medezeggenschap toont onderzoek aan dat de economische verschillen klein zijn. Werknemers zijn iets productiever, maar bedrijven nemen dan weer iets minder risico. Democratie op het werk gaat de economie niet schaden, maar gaat de politieke democratie zeker versterken. En dat is nog veel essentiëler.”
"Democratie op het werk gaat de economie niet schaden, maar gaat de politieke democratie zeker versterken."
Je boek bevat ook kritische aanbevelingen voor de vakbonden.
De Spiegelaere: “Inderdaad. Door inspraak te organiseren worden mensen democratischer. Maar tegelijk zijn vakbonden soms ook demobiliserend. Ze leggen hun leden uit dat ze door inspraak iets kunnen bereiken. Maar in de praktijk lost de vakbond de problemen van de mensen vaak op vóór hen. En zo leren die leden natuurlijk niet dat ze daar zelf een stem in kunnen hebben. En al evenmin dat het door collectieve actie is dat problemen opgelost worden. De delegee lost het wel op. “Dat is een zeer dienstverlenende manier van vakbondswerk. Die heeft een aantal voordelen. Maar wat het niét doet, is mensen collectieve democratische principes bijbrengen. Een voorbeeld uit de praktijk dat ik in het boek aanhaal gaat over een defecte microgolfoven in de kantine die maar niet vervangen wordt. Als vakbondsvertegenwoordiger kan je dat oplossen door even met HR te gaan praten. Wellicht zal het niet moeilijk zijn om een nieuwe microgolfoven te laten installeren. Heel duur is dat niet, dus de werkgever zal er wel snel voor zorgen. Maar wat hebben mensen dan geleerd? Dat ze kunnen vragen aan hun delegee om hun probleem op te lossen. Als die dan later vraagt om zich mee achter een moeilijkere eis te scharen en actie te voeren of te staken, dan zal het moeilijk zijn om ze mee te krijgen. Ze hebben geleerd dat ze alles gewoon aan hun delegee moeten vragen en dat die het dan wel oplost. En nu moeten ze opeens staken? Als je bij dat probleem met de microgolf al eens een petitie laat rondgaan of je voert een creatieve actie waarbij iedereen betrokken is, dan leren mensen dat actievoeren werkt. Als je dan later nog eens vraagt om mee actie te voeren omdat de cao niet gerespecteerd wordt, of omdat de regering foute keuzes maakt, dan weten mensen dat ze door hun acties beslissingen kunnen afdwingen. Sámen met hun delegee.”
“Vakbonden denken te vaak – en volgens mij ten onrechte – dat hun achterban wel uit dankbaarheid lid zal worden of het belang van de vakbond zal inzien omdat ze in de jaren vijftig voor betaalde vakantie hebben gezorgd. Maar zo werkt het niet. Als vakbond moet je elke dag aantonen dat het is door samen actie te ondernemen dat dingen vooruitgaan en dat collectieve actie het verschil kan maken.”
“Het is zoals de regel van drie: die is pas écht interessant voor complexe rekensommen. Maar het is met makkelijke vraagstukken dat je de regel goed leert te gebruiken. In eenvoudige situaties kan je duidelijk maken hoe het werkt. Dan weten mensen het ook later als er moeilijke dingen op hen afkomen: we moeten mensen informeren, sensibiliseren, mobiliseren… eerst met een kleine actie, dan eventueel wat groter… Je kan niet altijd de shortcut nemen en dan verwachten dat iedereen weet hoe het moet bij grote problemen. De vakbond is niet de probleemoplosser, maar het instrument waarmee mensen hun problemen oplossen. Natúúrlijk is de vakbond er ook om je te helpen bij juridische problemen. Maar ze zijn bovenal ook een instrument om collectieve bedrijfsproblemen aan te pakken.”
“Uit onderzoek blijkt ook dat heel veel leden van een vakbond best wel bereid zijn om taken op te nemen binnen de organisatie. Daar maken vakbonden te weinig gebruik van. Ze vragen helemaal niet aan mensen om mee te werken. Nochtans kunnen ze er toch vanuit gaan dat loyale leden, die vaak al twintig jaar lid zijn, misschien wel eens een taak willen opnemen. Daar is veel meer bereidheid toe dan waarop vakbonden nu beroep doen. Uiteraard staat niet iedereen daarvoor te springen. Maar als al de helft van je leden een taak wil opnemen of wil meewerken, dan ben je al een hele stap vooruit.”
Democratie is een werkwoord, beklemtoon je in je boek. Wat bedoel je daarmee?
De Spiegelaere: “Dat vakbonden het gewoon moeten doén. Voor een aantal dingen die de democratie op het werk kunnen versterken, moeten ze inderdaad lobbyen of aandringen op wettelijke kaders. Maar veel dingen kunnen ze ook gewoon zelf. Vakbondsafgevaardigden kunnen zelf mensen veel meer meenemen in hun verhaal. Luisteren naar wat mensen willen. Hen betrekken bij de oplossingen. Als je als delegee moet kiezen tussen tijd steken in de voorbereiding van je vergadering of communiceren met je achterban, kies dan altijd voor dat laatste. Want dat is waar het eigenlijk om draait.”
“Maar ik doe in mijn boek ook een oproep aan hr-medewerkers en werkgevers. Ook zij hebben belang bij de redding van de democratie. En daar kunnen ze via inspraak en overleg aan meewerken. Dat is de call to action die ik in het boek meegeef. Niet enkel aan vakbonden, werknemers en politici, maar ook aan werkgevers en hr-verantwoordelijken. Velen onder hen hebben ook het goede voor met de wereld. Het is daarom ook aan hen om in te zien dat zij een rol kunnen spelen in de versterking van de democratie, op hun dagelijkse werk.”
tekst: Jan Deceunynck | foto: James Arthur
Het boek “Mondige burger, stille werker” van Stan De Spiegelaere is verschenen bij uitgeverij EPO (EAN 9789462675667). Het is in de winkel beschikbaar voor 19,90 euro.
