De fetisj van de 80%

De regering bereikte een akkoord over een reeks arbeidsmarkthervormingen, de zogenaamde arbeidsdeal. Eén van de speerpunten in het akkoord is de verhoging van de werkgelegenheidsgraad. Het is namelijk een ambitie van de regering om tegen 2030 in België tot een werkgelegenheidsgraad van 80% te komen.
Is dat cijfer ‘80%’ zo alleszeggend? Moet dat allesbepalend zijn? Wat betekenen die cijfers juist. Er moet een goede arbeidsdeal komen, zeker met de huidige arbeidsmarktkrapte. Maar moet het cijfer primeren? Is het niet gewoon een fetisj en moet er niet eerder aan jobcrafting gedaan worden? Bij jobcrafting wordt de inhoud van het werk aangepast aan de vaardigheden, talenten, behoeftes … van de medewerker. Hierdoor wordt er voor een stuk op maat van de medewerker gewerkt.
Wat wil deze 80% eigenlijk voor Limburg zeggen? In 2019 was de werkgelegenheidsgraad voor Limburg 72,4%. De andere categorieën waren:
- 2,4% werklozen
- 3,8% studenten
- 3,8% huisvrouwen en -mannen
- 7,1% arbeidsongeschikten
- …
Zelfs als alle werklozen aan het werk zijn, geraken we niet aan die 80%. We moeten eerder inzetten op jobcrafting, werkbaar werk, re-integratie … zonder ons te fixeren op die 80%.
Dan horen we het bekende riedeltje: ‘Er is een mismatch tussen degenen die werk zoeken en de vacatures die er zijn.’ Maar wat is die mismatch dan? Dat is natuurlijk niet voor iedereen hetzelfde. Dit kan te maken hebben met:
- capaciteiten
- combinatie privé en werk
- werkdruk
- duurzame tewerkstelling of niet
- arbeidsrooster (vast, variabel …)
- arbeidstijd (fulltime …)
- inactiviteitsval
- …
Je merkt het al, het is dus niet één bepaalde reden waarom er een mismatch is op de arbeidsmarkt. Er zijn meerdere factoren of zelfs een combinatie van deze factoren. Er moet dus op maat gekeken worden wat deze mensen nodig hebben. Jobcrafting is hierop het antwoord.
Er zou geen inactiviteitsval mogen zijn. Op dit moment zorgt het verlies van een eventuele uitkering en van alle andere voordelen, ervoor zorgt dat sommigen door een tewerkstelling er financieel weinig tot niet op vooruit gaan. Voor deze personen is het dan ook belangrijk dat het om een duurzame, liefst fulltime tewerkstelling gaat, vooraleer ze deze voordelen willen opgeven. Een langere overgangsperiode kan hier ook soelaas bieden. Om uit de armoedeval te ontsnappen, is het even belangrijk om de minimumlonen op te trekken.
Het zijn niet de cijfers die primeren, maar de mensen. We gaan moeten kiezen in wat voor een samenleving we willen leven. Want dat mensen nu thuis zijn, wil niet zeggen dat ze geen arbeid verrichten. Zo voorzien ze de opvang van kinderen, zorgen ze voor ouderen … Maar ook doen ze vrijwilligerswerk: ze zijn leesouder in de klas, doen de Wereldwinkel open, helpen een hand bij Sint-Vincentius … Zeg nu zelf, die mensen zijn ook broodnodig en volgens mij kan het zelfs geherkwalificeerd worden als tewerkstelling. Ik stel opnieuw de vraag: 'In welke samenleving wil jij leven?'