Actiegroep VO 41.350 handtekeningen bij minister Vandenbroucke

©Shutterstock
41.350: dat is het aantal handtekeningen dat de sector Volwassenenonderwijs op woensdagavond 24 november 2004 overhandigde aan minister Frank Vandenbroucke.
Handtekeningen van cursisten, van personeelsleden, van koepels, van het Gemeenschapsonderwijs, van vakbonden en directies…
allemaal om volgende eisen te ondersteunen:
- tijdig klaarheid over de financiële middelen;
- duidelijkheid voor leerkrachten over waar ze aan toe zijn;
- geen jobs laten verdwijnen;
- de klassen mogen niet groter worden, zodat de kwaliteit van het onderwijs intact blijft;
- het opleidingsaanbod mag niet worden afgebouwd;
- voldoende middelen om de belangrijke sociale rol van het levenslang leren te garanderen.
De minister ontving in zijn kabinet een breed front van instanties die zich eensgezind achter het noodlijdende volwassenenonderwijs scharen. De actiegroep schetste de problematiek en overhandigde de minister een pamflet met drie uitdagingen.
Minister Vandenbroucke erkende de prominente rol van het volwassenenonderwijs en het levenslang leren. Zowel in zijn beleidsnota, die eind december op tafel ligt, als in het nieuw decreet volwassenenonderwijs, voorzien voor 01/09/2006, zal dit moeten uitmonden in concrete maatregelen.
In naam van de 41.350-koppige achterban wees de actiegroep de minister op de dramatische gevolgen van de besparingen op de organisatie van het volwassenenonderwijs. Minister Vandenbroucke bevestigde echter dat dat dit een fase is van besparingen op korte termijn en erkende dat die in tegenstrijd zijn met de explosieve groei van en het grote belang dat hij hecht aan het volwassenenonderwijs. Anderzijds zette hij op iets langere termijn een nieuw financieringsmechanisme voorop dat, beheerst, rekening zou moeten houden met de enorme groei van de sector.
Minister Vandenbroucke verklaarde zich open voor een dialoog en voorstander van openhartige discussies. Daarom ook nodigde hij de actiegroep van vakbonden, directies, onderwijsverstrekkers en koepels uit om in januari, na het openbaar maken van zijn beleidsnota, een tweede keer samen rond de tafel te gaan zitten.
Namens de actiegroep volwassenenonderwijs:
OVSG: Onderwijssecretariaat Vlaamse steden en gemeenten
POV: Provinciaal onderwijs Vlaanderen
GO: Gemeenschapsonderwijs
VSKO: Vlaams secretariaat van het katholiek onderwijs
OKO: Overleg kleine onderwijsverstrekkers
ACOD: socialistische vakbond
COC: christelijke onderwijscentrale
VSOA: liberale vakbond
Netoverschrijdend Platform van Directieleden van het Volwassenenonderwijs
Federatie tweedekansonderwijs
HET PAMFLET
Volwassenenonderwijs kijkt vooruit:
voldoende middelen, respect voor eigenheid en maatschappelijk belang
De Centra voor volwassenenonderwijs zijn marktleider in permanente vorming. Steeds meer cursisten leren in de Centra voor Volwassenenonderwijs o.a. talen, Nederlands als tweede taal, informatica, volgen er het tweedekansonderwijs of een beroepsopleiding. Het volwassenenonderwijs vervult met zijn breed en laagdrempelig aanbod een belangrijke emancipatorische en maatschappelijke rol. Die rol kan het volwassenenonderwijs maar blijven opnemen als het daartoe voldoende middelen krijgt.
In het voorjaar hebben alle onderwijsvakbonden, de koepels van inrichtende machten, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en het netoverschrijdend directieplatform een actiegroep opgericht om dreigende besparingen af te wenden. Het volwassenenonderwijs weet dat daarmee de kous niet af is. Dit informeel platform ziet enkele actuele uitdagingen en wil constructief meewerken.
Uitdaging 1: een correcte financiering
Het volwassenenonderwijs wenst een doorzichtige financiering met respect voor de feitelijke toestand in de centra, volgens een eenvoudige berekeningswijze zonder besparingsoogmerken.
De sector geeft zich rekenschap dat de overheid niet alleen kan instaan voor de kosten verbonden aan levenslang leren. De cursisten dragen vandaag al de werkingskosten van de centra. Hun draagkracht is evenwel verschillend. Voorts trachten de centra uit contractonderwijs bijkomende middelen te betrekken zonder van deze inkomstenbron afhankelijk te zijn.
Toch dient de overheidsfinanciering te waarborgen dat een toename van de participatie mogelijk blijft en dat de kwaliteit niet in het gedrang komt. Dat zit er niet meteen in met een enveloppenfinanciering zoals in de hogescholen. Het aantal beschikbare leraarsuren is vandaag al een rem. De middelen moeten ingezet worden voor de kernprocessen, voor het verstrekken van onderwijs en verzorgen van begeleiding en ze mogen niet afgeroomd worden naar allerlei tussenstructuren. Wie campagnes en cheques betaalt voor de promotie van levenslang leren om de participatie van volwassenen op Europees niveau te tillen, kan niet in gebreke blijven om de rekening van de gestegen deelname te betalen. Zonder voldoende leraarsuren zijn ondersteunende initiatieven zinloos.
De berekeningswijze moet de centra stimuleren om te groeien en moet kleinere centra kansen geven. Een deel van de financiering kan steunen op de doelgroep, een ander deel heeft te maken met de aard van het aanbod. Bepaalde opleidingen, bijvoorbeeld rond knelpuntberoepen, kunnen stimuli krijgen, samenwerking kan worden bevorderd. Bepaalde doelgroepen vragen meer begeleiding. Die zorgtaak mag niet blijven liggen. De centra hebben een middenkader en nascholing van hun personeel nodig. Inzake infrastructuur vragen de CVO’s om een volwaardige en zelfstandige partner te kunnen zijn in het beheer en het gebruik van de voorzieningen.
Uitdaging 2: samenwerking belonen
Het volwassenenonderwijs verwacht dat de overheid gediversifieerde samenwerking beloont. Centra zijn bereid op meerdere domeinen onderling en met andere partners samen te werken zonder hun eigenheid op te geven. Lokale inplanting van de centra blijft nodig om laagdrempeligheid te garanderen en actieve deelname van verschillende doelgroepen te stimuleren.
Met het voltijds secundair onderwijs en met de hogescholen wil het volwassenenonderwijs op vrijwillige basis kunnen samenwerken, zonder daardoor ondergeschikt te worden. Het wil vanuit een autonome positie een meerwaarde bieden aan deze partners en zelf volwassen cursisten bedienen. Deelname aan niveau-overstijgende scholengemeenschappen wordt afgewezen. Verplichte integratie van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen is maatschappelijk onaanvaardbaar, zowel voor cursisten als voor instellingen. Het hoger onderwijs voor sociale promotie moet wel op structurele wijze aansluiting krijgen met de nieuwe structuur van het hoger onderwijs (bachelor-master), eventueel via de schakelmodules en erkenning van kwalificaties (EVK).
De overheid doet er goed aan de condities aan te reiken om een samenwerking met andere opleidingsinstanties te bevorderen. Het is niet de prioritaire taak van het volwassenenonderwijs om in te gaan op tijdelijke opleidingsnoden, wel om een structureel aanbod te verschaffen rond permanente leerbehoeften. Onderwijs moet een leidende rol opnemen in de volwassenenvorming en de kwaliteitsvoorwaarden bewaken inzake certificering.
Uitdaging 3: een onderwijsstatuut met eigen accenten
Werken met volwassenen is anders dan met leerplichtigen. Dat leidt tot een specifieke personeelsinzet en tot een andere taakinvulling van de ambten. De huidige decreten rechtspositie dienen van toepassing te blijven op de sector volwassenenonderwijs. Volwassen cursisten hebben een meer uitgesproken behoefte aan praktijkdeskundigen. Voor de lonen is het onderscheid tussen hoofdambt en bijambt uit de tijd. Een begrenzing van de cumulatie blijft nog zinvol.