Schijn kan bedriegen

©Shutterstock
Naar aanleiding van de grote lerarenenquête van De Standaard van 30 augustus en de VRT-bijdrage over en met COC in het TV-journaal van 1 september, wenst COC (met ongeveer 40.000 leden nog altijd de grootste onderwijsvakbond van het land) aan de media volgende persmededeling te doen:
1/ ONDERWIJSMINISTER VANDERPOORTEN BELOOFT EEN RUSTIG SCHOOLJAAR, MAAR SCHIJN KAN BEDRIEGEN
Wellicht gelooft Marleen Vanderpoorten dat een periode van rust en bezinning voor de Vlaamse verkiezingen in 2004 meer garantie biedt op verkiezingssucces dan het nog verder voeren van een chaotisch beleid.
Of er echt rust zal heersen, zal afhangen van de wijze waarop de onderwijsminister de nog hangende dossiers (participatiedecreet, hervorming secundair en hoger onderwijs, hervorming lerarenopleiding, CAO VII…) afhandelt en in hoeverre de Vlaamse regering in deze budgetarme tijden nog zal willen investeren in ons onderwijs. Voor COC is het alleszins duidelijk dat CAO VI verder onverkort moet worden uitgevoerd en dat men de werdruk op de leerkrachten niet straffeloos kan blijven opvoeren zonder bijkomende middelen te voorzien.
Minister Vanderpoorten beloofde in juni om in het najaar de uitstapregeling opnieuw te bekijken. De minister heeft wat dit betreft nog iets goed te maken. Doet ze dat niet, dan zal het onderwijspersoneel haar blijven herinneren als de minister die met de afschaffing van de TBS55+ een groot gebrek aan respect voor de leerkrachten toonde.
Dit schooljaar worden ook de besprekingen aangevat over CAO VII. De loonstudie staat bovenaan de agenda van de minister en wordt een explosief dossier dat op veel weerstand stuit in alle onderwijskringen. COC heeft al gewezen op wat absoluut niet mag gebeuren: geen installatie van willekeur, favoritisme, onderlinge jaloezie, verstoring van het teamwork in de scholen.
2/ COC EN DE GROTE LERARENENQUÊTE VAN DE STANDAARD
ALGEMEEN
1. Vragen bij wetenschappelijkheid en representativiteit: telefonisch onderzoek, slechts 400 leerkrachten, alleen uit secundair onderwijs. Dat betekent niet dat de resultaten ervan niet interessant kunnen zijn. Ze kunnen echter niet in de plaats komen van echt wetenschappelijk onderzoek.
2. Tevredenheid over
het loon: dat er niet gemord wordt over het loon wordt door COC niet ontkend, maar COC heeft steeds gesteld dat het loon in het onderwijs de tred van de privé-sector moest volgen. In de context van de 3% loonsverhoging mag men niet vergeten dat de laatste loonsverhoging dateerde van 1 augustus 1995! Een bevraging van COC ten tijde van CAO VI toonde al aan dat de helft van de leraren een loonsverhoging wenste en dat de andere helft maatregelen wilde i.v.m. de verlaging van de werkdruk. De tevredenheid over het loon zal wellicht ook te maken hebben met de recente loonsverhoging van 3%. De indruk mag niet gewekt worden dat er in CAO VI verkeerde keuzen werden gemaakt. Deze CAO bevatte zowel maatregelen inzake verlaging van de werkdruk als inzake de loonvorming.
de waardering: dat leerkrachten hun werk graag doen, is algemeen geweten net zoals het feit dat het merendeel van de ouders de leraars waarderen. Wat wel nieuw is, is dat ze de stress wel om zich heen voelen, maar niet bij henzelf. Wetenschappelijk onderzoek heeft nochtans aangetoond dat het stressgehalte in het onderwijs groot is. Merkwaardig is wel dat bijna de helft van de leerkrachten zegt dat veel collega''''s last hebben van stress en andere problemen veroorzaakt door hun werk. Werden dan alleen de stresslozen bevraagd en zo ja, welke invloed heeft dit dan op dit "onderzoek"?
3. Ontevredenheid over:
het onderwijsbeleid: dit verbaast COC niet. COC heeft steeds gewezen op het chaotisch karakter van het beleid. Het verspreiden van tal van hervormingsgedachten wekt inderdaad de indruk dat men op het veld niets goed doet, zelfs als deze hervormingen uiteindelijk niet doorgaan.
verouderde accommodatie: de overheid heeft in het verleden te veel bespaard en dit zowel op mensen als op bakstenen. Sommige van deze besparingen lopen nu nog steeds door. Het is voor de leerkrachten ook een doorn in het oog te moeten vaststellen in welke moderne infrastructuur de overheid zelf werkt, terwijl zijzelf dikwijls alle comfort moeten missen.
SPECIFIEKE MATERIES
1. De werktijd
In 1991 werd hieromtrent door het HIVA (in opdracht van Daniël Coens) een wetenschappelijk onderzoek verricht. Dit onderzoek gaf een resultaat van een gemiddelde werkweek van 43 uur. In deze zin verbaast COC zich over het resultaat van deze enquête. In tegenstelling tot deze telefonische enquête moesten de leraars betrokken bij het HIVA-onderzoek echter een dagboek bijhouden verspreid over verschillende weken. Deze methode is uiteraard betrouwbaarder dan een telefonische enquête waardoor men overvallen wordt.
Los van deze vaststelling is het goed dat ook deze enquête het beeld doorprikt dat soms wordt opgehangen van de leerkracht, met name van een persoon wiens werkweek bestaat uit het "geven van zijn lessen". Deze enquête bewijst nogmaals wat COC al van in den beginne gesteld heeft: de in politieke kringen geopperde schoolopdracht van 36 uur zou, indien objectief ingevoerd, een taakverlichting voor de leerkrachten meebrengen en meer overheidsmiddelen vergen. Dat betekent niet dat COC gewonnen is voor de schoolopdracht. COC vreest immers dat de taken die de leerkracht nu uitvoert, allemaal zullen inbegrepen worden in de schoolopdracht, m.a.w. dat de opdracht van nu de nieuwe 100 %-opdracht wordt.
2. De voor- en nadelen van het beroep
Dat de administratieve rompslomp de leraar hoog zit, is geen geheim. Het gaat dan meestal om regelgeving die hem onrechtstreeks en op een sluipende manier opgelegd wordt door "het beleid" (de inspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten, … ) en die zijn administratieve taak verzwaart. Men verwacht van hem zaken die vroeger niet van hem verwacht werden (o.a. vakgebonden en vakoverschrijdende werkgroepen op niveau van school en scholengemeenschap) en dit zonder dat zijn andere taken verminderd worden. Vandaar de steeds toenemende werkdruk. Taken waarvoor hij vroeger bezoldigd werd, worden bovendien nu niet meer bezoldigd. Dit is een rechtstreeks gevolg van de lokale autonomie (klassenraad en klassendirectie). Voor COC is het dus absoluut niet vanzelfsprekend dat de lokale autonomie een zegen is voor de leerkracht.
3. Aantal leerlingen per klas
Dat klassen dikwijls te groot zijn, is het gevolg van het toekennen van een lesurenpakket aan de scholen. Een lesurenpakket dat bedoeld is om rechtstreeks via contacturen ten goede te komen van de leerlingen. Door het toekennen van alsmaar meer taken aan de scholen, zijn de directeurs wel verplicht om dit urenpakket ook voor andere taken te gebruiken, met als gevolg een tekort aan lesuren voor contacturen en de dus grotere klassen.
4. Relatie leerlingen-leerkracht
Dat niet alle leerkrachten de inspraakgedachte van leerlingen niet echt delen, is wellicht het gevolg van het overroepen (o.a. door Vanderpoorten) van de leerlingenrechten. Dat leerlingen rechten hebben, is uiteraard evident. Dat ze plichten hebben, ook! Vele leerkrachten zijn er ook niet over te spreken dat de directie en de ouders bij een conflict nogal vlug de kant van de leerling kiezen. Het gezegde "Mijn kind, schoon kind" gaat dikwijls op.
5. Loon en promotie
Het principe van "loon naar werk" werd in de vraagstelling vereenzelvigd met "het meegaan met schoolreizen" en "het zich inzetten voor schooltoneel". Deze uiterst enge benaderingswijze kan niet leiden tot het doen aanvaarden van het principe van "gedifferentieerd loon". Inzet is daarenboven ook niet steeds zichtbaar. Het is niet omdat een leraar zich inzet voor het schooltoneel of meegaat op schoolreis dat deze leraar per definitie ook een goede leraar is. Ook het feit dat de leraar tevreden lijkt te zijn over zijn loon, zegt iets over zijn visie over "gedifferentieerde verloning".
Dat leerkrachten weinig kansen hebben op promotie is genoegzaam bekend en kan niet ontkend worden. Dat betekent echter nog niet dat ze voorstander zijn van een loopbaan waaraan een gedifferentieerde verloning is gekoppeld.
3/ EEN NIEUW BRANDPUNT
Brandpunt, het ledenblad van COC, werd in een nieuw kleedje gestoken: de vorm werd gemoderniseerd en opgefrist, de inhoud zal iets dichter bij de leefwereld van de gemiddelde leerkracht aanleunen.
Brandpunt blijft bovenal een sterk gewaardeerd uithangbord voor COC, met accurate informatie, met kritische standpunten en met boeiende artikels. Vanaf deze jaargang krijg COC-leden ook 10 nummers in de plaats van 9. Het productieproces werd gevoelig versneld om zo meer op de actualiteit te kunnen inspelen.
Jos Van Der Hoeven
secretaris-generaal COC