De selectieprocedure

PC Brandweer

Het federaal geschiktheidsattest

Voordat je aan de slag kan gaan bij het operationeel personeel van de brandweer, moet je eerst je federaal geschiktheidsattest behalen. Dat doe je door een geschiktheidsproef af te leggen. Pas als je daarvoor geslaagd bent, kan je deelnemen aan de aanwervingsproeven. 

Minstens één keer per jaar organiseert de FOD Binnenlandse Zaken geschiktheidsproeven via de opleidingscentra voor de civiele veiligheid. De data en plaatsen worden hier bekendgemaakt.

Die geschiktheidsproef bestaat uit:

• Een competentietest
• Een operationele handvaardigheidstest
• Fysieke proeven (zie hieronder)

De zone kan bijkomende specifieke geschiktheidsproeven organiseren. Om deel te nemen heb je een medisch attest nodig.

Wie geslaagd is, krijgt een federaal geschiktheidsattest. Dat is geldig voor onbepaalde duur. Alleen de fysieke proeven zijn maar twee jaar geldig. Met het federaal geschiktheidsattest in de hand, kan je meedoen aan selecties in de brandweerzones, zowel als beroepsbrandweer als vrijwilliger.

Hoe verloopt de selectieprocedure bij de brandweer?

De selectie gebeurt:

• in het basiskader als 'brandweerman' (= niveau zesde middelbaar beroepsonderwijs) 
• In het middenkader als 'sergeant' (= niveau B hetzij hoger onderwijs korte type) 
• In het hoger kader als 'kapitein'  (= niveau A, hetzij hoger onderwijs lange type of universitair) 

Werving in graad van 'sergeant' is mogelijk als er te weinig kandidaten zijn voor bevordering. 

Vaak bestaat de selectie uit: 

• een interview om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving van de zone na te gaan 
• praktische proeven  
• een medisch onderzoek (waaraan enkel kandidaten die worden toegelaten tot de stage worden onderworpen)

Om brandweerman te worden moet je een rijbewijs B hebben. 

Wie slaagt, komt in een wervingsreserve die geldt voor twee jaar. Je plaats op de wervingsreserve kan twee keer verlengd worden.

Fysieke selectieproeven

Deze proef bestaat uit tien onderdelen, waarbij 1 minuut recuperatie na elk onderdeel. 

Je bent geslaagd als je 

• slaagt in de eerste twee testen,
• van de volgende testen in minstens 7 testen slaagt,
• punten haalt op de negen onderdelen,
• niet geëlimineerd wordt

Er wordt dus niet langer met scores gewerkt. Als je voldoet, ben je geslaagd voor de test. 

1. 600 m lopen
   De kandidaat loopt 600m in 2 minuten en 45 seconden 
   
    
2. Beklimmen van de luchtladder
   De kandidaat moet de ladder op van 30 meter. Boven roept  hij op signaal zijn naam, daarna komt hij terug naar beneden. Dit alles moet gebeuren binnen een tijdsbestek van 5 minuten. De ladder wordt opgezet in een hoek van 70 graden en de kandidaat wordt reglementair verzekerd. 
   
   
3. Optrekken
   Mannelijke kandidaten trekken zich vijfmaal op, vrouwelijke kandidaten trekken zich op en blijven 20 seconden hangen. De startpositie is hangend met gestrekte armen
   
   
4. Klauteren
   De kandidaat staat achter de startlijn die zich op 1m van de 1m80 hoge balk bevindt. Bij de start loopt de kandidaat naar de balk, klautert erover en loopt daarna rond de kegel die op 750cm van de balk staat. De kandidaat loopt dan terug naar de balk, klimt er terug over en loopt terug tot achter de start- lijn. Dit alles in 60 seconden. 
   
   
5. Evenwicht
   Via een ladder klimt de kandidaat op een 1m80 hoge balk van 10cm breed. Hij loopt hier 3m over, draait 180° en loopt 3m terug, dit alles in 60 seconden. Indien binnen de tijd kan een tweede poging wanneer de kandidaat van de balk valt. 
   
   
6. Gehurkt lopen
   De kandidaat hurkt neer en legt met beide armen gekruist voor de borst een afstand van 8m af (tot achter de lijn) en komt op dezelfde manier terug tot achter de startlijn. Tijdens de uitvoering mag de hoek van de knie niet groter zijn dan 90° en mogen de handen niet op de grond komen. Dit moet gebeuren in een tijd van 21 seconden. 
   
    
7. Opdrukken
   De kandidaat start al liggend op zijn buik volgens de voor- schriften. Vanuit deze uitgangspositie brengt de kandidaat de armen telkens tot een hoek van 90° waarna hij de armen terug strekt. Dit is eenmaal opdrukken. Dit doet hij 23 maal. Let op, enkel correcte bewegingen worden goedgekeurd. 
   
    
8. Zeil verslepen
   De kandidaat neemt plaats achter de startlijn. Hij neemt het zeil dat gevuld is met zandzakjes met een totaal gewicht van 80kg. Hij sleept dit over een glad oppervlak over een afstand van 15 meter en komt dan terug tot achter de startlijn. Het zeil moet steeds volledig achter de lijn worden getrokken. Dit moet gebeuren in 33 seconden. 
   
   
9. Slang slepen
   De kandidaat neemt een gevulde slang vast bij de straalpijp ( aan de andere kant is een koppeling met afsluiter) en sleept deze over een afstand van 15m. Dit moet gebeuren in 11 seconden. De diameter van de slang is 70mm en ze is 20m lang. 
   
    
10. Slang ophalen
    

    De kandidaat neemt een slang vast en trekt deze zo snel mo- gelijk naar zicht toe. Dit alles moet gebeuren in 19 seconden.
    
    De oefening wordt uitgevoerd met een niet-gevulde slang van 45mm, met een straalpijp type ‘lance robinet’ en een lengte van 20m.

11. Trappen lopen
    De kandidaat loopt zo snel mogelijk trede per trede de trap- pen op, met telkens één voet per trede. De handen moeten volledig vrij blijven. 
    
    De hoogte van de treden mogen variëren tussen de 15 en de 19 cm, waarbij het aantal treden uitgerekend wordt totdat de kandidaat 22m en 60cm is gestegen: 
    
    119 treden voor 19cm, 126 treden voor 18cm, 133 treden voor 17cm, 141 treden voor 16cm, 151 treden voor 15cm. 
    
    De kandidaat moet deze oefening afwerken in 53 seconden. 

Stage

Wanneer je in dienst gaat bij de brandweer, moet je een stageperiode doorlopen. 

De stage duurt in principe één jaar na het behalen van de nodige brevetten met een maximum van drie jaar voor beroepsbrandweermensen en zes jaar voor vrijwilligers. 

Belangrijk om te weten:

• De zone bepaalt de theoretische en praktische vormingen die je moet volgen tijdens de stage.
• Tijdens de stage moet de beroepsstagiair een rijbewijs C of C 1 behalen. 
• De zone kan beslissen dat een beroepsstagiair het brevet ambulancier moet behalen.  
• Gedurende de stage worden tussentijdse evaluatiemomenten voorzien. Op het einde van de stage adviseert de stagecommissie over de benoeming van het personeelslid.
• De zone neemt de kosten van de opleiding voor het rijbewijs en het brevet op zich.