Meer autonomie niet de sleutel tot een beter personeelsbeleid bij de lokale besturen
De Vlaamse regering wil de rechtspositieregeling van de lokale besturen in de prullenmand. Het heet dat de lokale besturen behoefte hebben aan meer autonomie. Uit onze bevraging van de algemeen directeurs blijkt echter dat zelfs wanneer men over de volledige autonomie beschikt, men nog steeds meer autonomie nastreeft.
Vlaanderen werkt aan een nieuw kaderbesluit voor het personeelsbeleid van de lokale besturen. De minister wenst een modernisering van de huidige besluiten over de rechtspositieregeling, waarbij zoveel mogelijk ruimte wordt gelaten voor autonomie. Aan de hand van een bevraging bij 151 algemeen directeurs willen we meer zicht krijgen op de werkelijke nood aan autonomie.
De resultaten van de bevraging zijn nu beschikbaar. De meeste besturen zeggen over de nodige middelen te beschikken voor een kwalitatief personeelsbeleid. De besturen zeggen dan ook meestal over een kwalitatief personeelsbeleid te beschikken. We stellen wel vast dat de bestuurskracht van kleine, middelgrote en grote besturen niet dezelfde is.
Algemeen ondersteunen bijna twee derde van verantwoordelijken voor het personeelsbeleid het autonomiestreven van de Vlaamse regering. Kleinere besturen zijn echter veel minder voorstander van een minimalistisch kaderbesluit.
De algemene grote behoefte aan autonomie verdwijnt bij een analyse van de verschillende personeelsinstrumenten. Men bewijst dus wel lippendienst aan een algemeen en vaag autonomiestreven, maar als het concreet wordt is de behoefte aan meer autonomie gedifferentieerder.
Op slechts twee instrumenten nemen we een objectief grotere behoefte aan autonomie waar: loopbaanbeleid en werving & selectie. Op vlak van salarisschalen, tucht, evaluatie, anciënniteiten, verloning, uitstroom, personeelsformatie, toelagen en vergoedingen en loopbaanbeleid is de autonomiebehoefte veel minder uitgesproken aanwezig. Op vlak van aantal vakantiedagen, verloven en afwezigheden, ziekteregeling en vorming vindt men gemiddeld dat de huidige beleidsruimte volstaat. En ook hier zien we een duidelijke behoefte aan een rechtspositieregeling die beleidsruimte biedt aan grote besturen en een houvast voor kleinere besturen.
Meer autonomie is dan ook niet dé sleutel tot een nog kwalitatiever personeelsbeleid voor de lokale besturen. Een uitzondering kan gemaakt worden voor loopbaanbeleid en werving & selectie. Belangrijker zijn een goede ondersteuning van kleine besturen en het zichtbaar maken van de reeds aanwezige autonomie. Men lijkt daarenboven geen oog te hebben voor de nadelen van autonomie: onder meer onderlinge concurrentie, verlies aan rechtszekerheid en de uitholling van sociaal overleg.