Wat voorafging …
Toen de Bengalese textielindustrie zich tegen een razend tempo ontwikkelde, namen fabrieken met hun zware machines hun intrek in gebouwen die daar niet op voorzien waren. Projectontwikkelaars kregen via steekpenningen aan corrupte ambtenaren bouwvergunningen voor extra verdiepingen op gebouwen die bouwtechnisch al niet al te stabiel waren. Rana Plaza was dus een vermijdbare ramp.
“Al lang voor Rana Plaza vroegen we de fabriekseigenaren en kledingmerken om actie te ondernemen”, zegt Kalpona Akter, een vroegere kledingarbeidster en nu vakbondsboegbeeld. “Maar ze wilden niet luisteren”, zegt Sultana Begum, voorzitster van een andere vakbond. “Pas na Rana Plaza is alles in een stroomversnelling gekomen”. Dat beaamt Tanvir Hussain van Aboni Fashions. Het is een – naar Bengalese normen – modelfabriek met zelfs een kinderdagverblijf. “Er is inderdaad een voor en na Rana Plaza”, geeft Hussain toe. “Voor Rana Plaza waren de fabrieken niet bezig met veiligheid. Alleen productiequota en winst telden.”
Veiligheid van fabrieken
Drie weken na de ramp werd onder druk van vakbonden en ngo-initiatieven zoals de Clean Clothes Campaign, het ‘Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh’ gesloten, voor een periode van vijf jaar. Het akkoord, voor bedrijven die zich richten op de Europese markt, voorzag in onafhankelijke veiligheidsinspecties en verplichte remediëring bij problemen. De kledingmerken die zich aansloten bij het akkoord betalen hiervoor. “Het akkoord heeft voor een enorme omslag gezorgd”, zegt Akter. “Voor 2 van de 4 miljoen kledingarbeiders is de veiligheid daardoor merkelijk beter geworden. Maar voor de werknemers lager in de toeleveringsketen – bij onderaannemers en in sweatshops – is er niet veel veranderd.” De veiligheid van gebouwen blijft een levensgroot probleem in Dhaka.
Geen vangnet bij arbeidsongevallen
Het toezicht op de veiligheid in de bedrijven werd intussen toevertrouwd aan de nationale RMG Sustainability Council (RSC), waar Bengalese werkgeversfederaties een grotere vinger in de pap hebben. “Het lijkt terug naar af”, zegt vakbondsman Repon Chowdhury. “De werkgeversfederaties werken ronduit tegen, de onafhankelijke inspecties liggen onder vuur.” Chowdhury is oprichter van OSHE (Bangladesh Occupational Safety, Health and Environment Foundation), dat de arbeidsongevallen in Bangladesh monitort. Bedrijven moeten arbeidsongevallen registreren. Maar dat gebeurt niet accuraat en ook de overheid springt er laks mee om. Daarom startte OSHE met een parallelle monitoring.
Medewerkers nemen elke dag de kranten door op zoek naar berichten over arbeidsongevallen en vrijwilligers in heel het land houden hen op de hoogte. Instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie gaan uit van de bevindingen van OSHE in hun rapporteringen en confronteren de Bengalese overheid met de onderaangifte van arbeidsongevallen. OSHE ondersteunt ook slachtoffers die bij de overheid en hun werkgever compensaties proberen afdwingen. Een arbeidsongevallenverzekering, zoals wij die in België kennen, is er niet in Bangladesh.
Moordend productieritme
Het is niet omdat de gebouwen (over het algemeen) veiliger zijn dat de problemen met veiligheid en gezondheid voor de arbeiders van de baan zijn. Acht uur of meer per dag stikken doe je niet ongeschonden. “Heel wat arbeiders hebben af te rekenen met problemen aan pezen, gewrichten … door verkeerde houdingen en repetitieve en extreem snelle handelingen”, zegt dokter Mahzebin, die we ontmoetten in een wijkgezondheidscentrum van GK, een non-profit gezondheidsorganisatie. “Sowieso krijg je als stikster rond je 35ste de bons. Het productieritme is moordend. Als je te traag wordt en de targets niet meer haalt, ga je er onherroepelijk uit. En een werkloosheidsuitkering bestaat niet in Bangladesh.”
Onleefbare lonen
De lonen in de kledingsector in Bangladesh worden elke 5 jaar vastgelegd. Dit jaar zijn er opnieuw onderhandelingen. De minimumlonen uit 2018 zijn door de inflatie nog maar een fractie waard van wat toen werd afgesproken. Het minimumloon is 8.000 Bengalese taka (70 euro) per maand. Daarvoor moet je zes dagen op zeven, 48 uur per week werken. Je komt er onmogelijk mee rond. De vakbonden vragen een minimumloon van 23.000 taka (197 euro), minimaal nodig om een gezin te onderhouden. Maar de verwachting is dat het nieuwe minimumloon hooguit 12.000 taka zal zijn. Manager Hanvir Hussain zegt er alle begrip voor te hebben dat de kledingarbeiders pleiten voor een hoger loon. “Maar het moet gaan om sectorafspraken. Als individuele kledingfabriek kan je geen veel hogere lonen betalen dan andere. Dat wordt niet aanvaard.”
Dan volgt een verhaal over lage winstmarges, hoge kosten en concurrentiekracht. Sara Ceustermans, coördinator van de Schone Kleren Campagne, hoort het vaak. “De marge voor loonsverhogingen of investeringen in veiligheid zijn daardoor beperkt. Leveranciers zetten op hun beurt weer onderaannemers of thuiswerkers onder druk. Zo krijg je een continue ‘race to the bottom’”.
Vakbondsmilitanten in gevarenzone
Het is moeilijk voor de vakbonden om een tegenmacht te zijn. Als je een vakbond wil oprichten in een bedrijf moet je kunnen aantonen dat minstens 30 procent van de werknemers hierom vraagt. En zelfs dan ben je niet zeker dat het lukt. De lijnen tussen ambtenaren van het ministerie van Arbeid en ondernemers zijn heel kort, waardoor registratieprocedures soms jaren aanslepen. Werknemers worden geïntimideerd en aangemaand zich te laten schrappen van de vakbondslijst. Vakbondsmilitanten worden afgetuigd of ontslagen en op de zwarte lijst gezet, waardoor ze in geen enkele kledingfabriek nog kunnen werken.
Nood aan zorgplichtwet
Bruno Deceukelier, die de initiatieven van WSM in Azië coördineert, beseft dat Bangladesh al die uitdagingen niet alleen aankan. “In plaats van de goede wil van de bedrijven in Bangladesh zijn wereldwijd afdwingbare juridische instrumenten nodig.”, zegt hij. “Zowel in België, in Europa als binnen de VN worden momenteel initiatieven genomen om te komen tot een zorgplichtwetgeving, die bedrijven verplicht om zorg te dragen voor hun keten en dus ook verantwoordelijkheid op te nemen voor wat er gebeurt bij hun onderaannemers. En die hen verplicht om schade die veroorzaakt wordt aan mens of milieu te herstellen. De lobby van de bedrijfswereld probeert die wetgeving die in de maak is echter zoveel mogelijk af te zwakken. Het is aan ons om politieke steun te zoeken”, zegt Sara Ceustermans van WSM en ook coördinator van de Schone Kleren Campagne.